Dienst Overige Zaken

Terug naar Marchant?

Er zit iets onnederlands in dat hele spellingsgedoe. In de regel zijn besluiten waarmee de overheid haar burgers confronteert grondig in de week gelegd, op haalbaarheid getoetst, van een maatschappelijk draagvlak voorzien, inhoudelijk aangepast en met allerlei lobby’s voorbesproken. Als het echt belangrijk is, gooien we er zelfs een Brede Maatschappelijke Discussie tegenaan. Of een Referendum. Het gevolg is dat als er besluiten vallen, geen fatsoenlijk staatsburger het nog in zijn hoofd haalt te protesteren, laat staan enigerlei sabotage te overwegen. Een verworvenheid uit de jaren zestig. En of je het nou leuk vindt of niet: het spaart in elk geval een heleboel politiepaarden uit. Wat nu die spellingsaffaire zo onwezenlijk maakt, is het feit dat het geschetste beslissingsmodel hier volledig verlaten is. Er is een Geheim Genootschap aan het werk geweest, er wordt aan een bewindsman gerapporteerd en de conclusies worden als de bliksem in een Algemene Maatregel van Bestuur opgenomen. Waar komt deze bestuurlijke trendbreuk vandaan? Als het Nederlandse volk sinds 1954 onder een spellingschaos had geleden en de respectieve ministers van Cultuur om ingrijpen had gesmeekt, had ik mij de gang van zaken nog wel kunnen voorstellen. Maar daar is geen sprake van. Miljoenen Nederlanders zijn opgegroeid met het zogenoemde Groene Boekje, alwaarin - kort gezegd - staat vermeld welke twee schrijfwijzen voor een aantal bastaardwoorden toegelaten zijn: één zoals het hoort, één zoals het mag. Zij maken niet de indruk onder deze dubbelzinnigheid te hebben geleden. Sterker nog: zit er eigenlijk wel iemand te wachten op deze (zoveelste) spellingswijziging? Voor wie is spelling überhaupt van belang? Ik weet het niet helemaal zeker, maar het antwoord is - denk ik - voor de Belgen, inzonderheid de nederlandstaligen. In het drietalige België heeft een langdurige taalstrijd gewoed. Doordat het eerder genoemde genootschap Nederlandse Taalunie heet en een internationale samenstelling heeft, kon Nederland als een Vijfde Colonne aan de strijd meedoen en de Vlamingen een niet geringe politieke steun in de rug geven. En met succes, zoals we weten: België is sinds kort gefede-raliseerd. Het werkt dus echt. (Nog niet zo lang geleden bemoeide President Charles de Gaulle van de Franse republiek zich met het welzijn van de Franstalige Canadezen (‘Québécois!, Québécoises!’), en zie, vorig jaar haalden de Separatisten al bijna een absolute meerderheid. Ik bedoel maar.) We weten nu waarom u zich 42 jaar met dat vreselijke Groene Boekje hebt moeten behelpen. Maar nu de kaarten in Belgenland geschud lijken, is er een nieuwe situatie ontstaan.
Het is hier niet de plaats om uitgebreid op de nieuwe spellings-regels in te gaan. Voor bastaardwoorden wordt de voorkeurspel-ling de norm. Mensen die het weten kunnen, zeggen dat dit in de praktijk al zo is. Daar verandert dus niets. Voor de rest gaat de opwinding vooral over samenstellingen à la kersepit (wordt kerseNpit, ik ga niet uitleggen waarom). Er zijn vier situaties beschreven waarin zo’n tussen-n ontstaat. Maar er zijn ook vijf uitzon-deringsgevallen gedefinieerd. Aan deze onzin doe ik niet mee.
Ik heb indertijd aardig leren spellen, al zeg ik het zelf. Dat komt, doordat ik nog van vóór Cals ben. Maar van ná Marchant. Uitgerekend in mijn eindexamenjaar verscheen het Groene Boekje. Wat mij daarin het meest tegenstond, was het gebrek aan eenduidigheid. Ik deed dus niet mee. Ook tussentijdse spellingsacties heb ik overleefd. Je had van die maatschappijverbeteraars die meenden dat slechte spellers werden gediscrimineerd. In plaats van het onderwijs te verbeteren - de bezem door de PABO te halen, bijvoorbeeld - hadden zij een slimmer idee: door alle fouten in het vervolg toe te staan, was het probleem in een klap opgelost. (Dit doet mij denken aan onze vroegere Premier R. Lubbers. Hij begreep feilloos dat de goedkoopste manier om de werkloosheid te verminderen, het veranderen van de definitie is. Geen wonder dat zo’n man de studie in de Econometrie wil opheffen.)
Maar mijn echte weerzin tegen spellingswijzigingen zit dieper. Elke beetje geletterde Angelsaks kan een niet-geannoteerde Shakespeare probleemloos lezen. Zijn Franse collega heeft geen moeite met, zeg, Rabelais. In Duitsland is Luther uitstekend leesbaar. Bij ons beginnen we bij Couperus al te zuchten en bij Multatuli haken we af. En iedere nieuwe spellingsactie maakt bestaande teksten nóg minder toegankelijk. Als we na Marchant waren gestopt met reformeren, had dit probleem zich veel minder voorgedaan; bovendien had onze spelling minder afgeweken van die in de landen om ons heen. Dat is gunstig voor het vreemde-talenonderwijs. Terug naar Marchant kan niet meer, vrees ik. Maar, Aad Nuis, wat er nu op ons afkomt, mag dat in de prulle(n)mand? In de rubriek ‘Dienst Overige Zaken’ schrijven prof.dr.ir. J.D. Janssen, prof.dr. P.J. Lemstra, prof.dr.ir. H.E.H. Meijer, dr. J.W. Nienhuys, drs. M. Pieterson, prof.dr. F.W. Sluijter, drs. A.J. Vervoorn en dr.ir. E.G.F. van Winkel.