Schuimbekken
sander zat in de put. Dus Sander zat in de kroeg. Zijn studie liep voor geen meter, hij had twijfels over zijn vriendin en hij had ruzie met zijn ouders. Dus Sander zoop te veel, rookte te veel en studeerde te weinig. De Snor kende de verhalen al van A tot Z, ongeveer één keer in de maand moest hij het gezeur aanhoren.
‘Ja Snor en mijn studie ook. Ik kan me helemaal...’ ‘Niet con-centreren’, maakte de tapper zijn zin af. ‘Ja inderdaad en mijn vriendin is zo...’ ‘Vreselijk koppig’, wist de Snor al. Dus na een kwartiertje was Sander stil en stak hij alleen nog af en toe zijn hand op als zijn glas weer eens leeg was. Dat ging zo een uurtje door tot er ineens een onbekende binnenliep in de Schuimkraag en dat gebeurde niet zo vaak op een doordeweekse dag. Dus Sander ging even een praatje maken. De man, een jaar of veertig oud, had het postuur van een rugbyprof. Na een vriendelijk goeienavond van Sander begon de man direct te kletsen in onvervalst Eindhovens dialect. Sander had de man direct geclassificeerd: bouwvakker. Hij besloot het gesprek maar niet te moeilijk te maken. Hij had één keer de fout gemaakt te proberen uit te leggen wat hij nou precies studeerde aan een agrarische landarbeider. Na een verschrikkelijk saaie monoloog had de boer naar de grond gekeken en geantwoord: ‘Dan wilde gij zekers dokter worre, of avokaot.’ Daarna had Sander het maar opgegeven.
Dus toen de onbekende gast vroeg wat hij studeerde zei hij gewoon ‘natuurkunde’, in plaats van ‘technologie management, techniek en maatschappij, vakgroep techniek en beleid, technische component natuurkunde, stroom energietechniek’. Op de wedervraag van Sander wat de man voor de kost deed, kreeg hij een vaag antwoord: ‘Net wat er voor werk ligt.’ ‘Op de bouw?’, probeerde Sander. ‘Heb ik gedaan.’ ‘Vrachtwagen rijden?’ ‘Heb ik ook gedaan.’ ‘Maar wat doe je nou dan?’ De zwaargewicht begon vol enthousiasme te vertellen over een nieuw bedrijfje dat hij had opgericht, een reclamebureau. Maar hij bleek ook een adviesbureau te hebben en een beleggingsbedrijf. Sander was onder de indruk. ‘Hoe heb je dat allemaal voor elkaar gekregen?’ ‘Ik werk 168 uur in de week.’ Op de vragende blik van Sander zei de man, terwijl hij op zijn hoofd wees: ‘De radertjes hier staan nooit stil hè.’ ‘Maar hoe’, begon Sander. ‘Okee, dit kost je twee ruggen als je geld gaat verdienen’, zei de adviseur. ‘Hou je van werken?’, vroeg de man. Sander reageerde ontkennend. ‘Dan pak je gewoon je favoriete hobby en dan maak je daar je werk van.’ Sander keek in zijn glas. ‘Begin een kroeg’, zei de man. ‘Ik houd van gitaarspelen’, zei Sander. ‘Begin een studio. Je moet niet te lang stilstaan bij keuzes. Kies A of kies B, het maakt niet uit, zolang je je maar honderd procent geeft, lukt dat altijd beter dan een keuze die je twijfelend gemaakt hebt’, zei de man met een geestdrift die E. Ratelband niet zou misstaan.
Het gesprek ging zo nog even door. Toen de man de kroeg verlaten had, vroeg Sander aan de Snor of hij die persoon kende. ‘Die man is multimiljonair’, zei de Snor. ‘Ik moet er even vandoor’, zei Sander gehaast. Toen de zon opkwam stond Sander in de tuin met een verse kop thee. Hij had in die nacht meer gestudeerd dan in de afgelopen twee maanden.

Rati

Schuimbekken is een wekelijks terugkerend feuilleton over een groep studenten, die als vaste uitvalsbasis voor hun activiteiten het café De Schuimkraag hebben.