Geld reden voor bindend studieadvies

door Hanne Obbink HOP

Geld is de belangrijkste reden dat hogescholen veel vaker met bindende studieadviezen werken dan universiteiten. Dat stelt de Inspectie van het Onderwijs. In het HBO kosten studenten die dreigen te mislukken alleen maar geld, aan de universiteiten leveren ze geld op.

Universiteiten en hogescholen zijn volgens de wet verplicht studenten aan het eind van hun eerste studiejaar een - al dan niet bindend - advies te geven over het vervolg van de studie. Uit het rapport dat de inspectie over studieadviezen maakte, blijkt dat verreweg de meeste opleidingen in het HBO (99 procent) en aan de universiteiten (97 procent) aan die verplichting voldoen. Maar de uitvoering is nog niet echt goed: nergens voldoet die aan alle eisen die de inspectie stelt. Opvallend is dat er aan hogescholen veel meer werk van wordt gemaakt dan aan universiteiten.
Allereerst valt op dat het bindend studieadvies in het HBO wijder verbreid is: 80 procent van de HBO-opleidingen werkt met een bindend studieadvies, en aan 33 van de 70 onderzochte hogescholen is het bindend advies zelfs over de hele linie, aan alle opleidingen ingevoerd. Geen van de universiteiten werkt daarentegen nog met bindende adviezen. De Leidse universiteit gaat ze met ingang van komend studiejaar invoeren en ook aan de Universiteit Utrecht bestaan plannen in die richting.

Cultuurverschillen
De inspectie denkt een verklaring gevonden te hebben voor dit grote verschil. HBO-studenten die uiteindelijk het diploma niet zullen halen, kosten de hogescholen alleen maar geld. Uit gesprekken met bestuurders in het HBO blijkt dat dit een belangrijke reden was om een bindend studieadvies in te voeren. In het wetenschappelijk onderwijs gelden andere regels voor het bedrag dat een universiteit per student krijgt; daarin ontbreekt de prikkel om studenten die dreigen te mislukken snel weg te sturen.
Overigens blijkt uit het rapport van de inspectie dat ook cultuurverschillen een rol spelen. Aan de universiteiten is men eerder geneigd studenten hun eigen keuzes te laten maken. Dat kan een verklaring zijn voor het gegeven dat hogescholen ook in andere opzichten hun taak beter vervullen. Zo geven ze hun studieadviezen vaker op tijd. Volgens de wet moet een advies voor 1 september gegeven worden. Maar de inspectie vindt dat studenten uiterlijk 1 juli een advies (of anders een pre-advies) moeten krijgen; zij kunnen dan nog uitwijken naar een andere opleiding. Tweederde van de hogescholen voldoet aan deze inspectie-richtlijn, terwijl aan de universiteiten slecht 56 procent die haalt.

Studiebegeleiding
Ook de relatie tussen het studieadvies en de studiebegeleiding is in het HBO beter geregeld. Optimaal noemt de inspectie die relatie als er onder meer een goed studievoortgangssysteem is en als er begeleidingsgesprekken met studenten gevoerd worden. Slechts 28 procent van de HBO-opleidingen heeft de zaak in dit opzicht volledig op orde; aan de universiteiten is dat slechts 7 procent.
De inspectie doet nauwelijks uitspraken over het effect van studieadviezen. Zolang een negatief advies niet bindend is, volgt lang niet elke student het op; en wie dat wel doet, was vaak toch al van plan iets anders te gaan doen. Toch durft de inspectie de stelling aan dat ruimere invoering van een bindend studieadvies het doel dat minister Ritzen daarmee heeft - het voorkomen van studie-uitval later in de studie en het rechtzetten van foute studiekeuzes - dichterbij brengt. De inspectie maakt dat op uit het gegeven dat studenten die een negatief advies negeren, later vaker dan gemiddeld alsnog uitvallen.