Ritzen moet collega’s paaien met ambitieuze onderzoekplannen

door Frank Steenkamp HOP

Het is hoog tijd dat Nederland meer geld gaat steken in fundamenteel onderzoek op een aantal strategisch belangrijke terreinen. Dat zegt de Overlegcommissie Verkenningen. Die roep om meer geld is niet nieuw. En de OCV, Ritzens denktank voor het wetenschapsbeleid, weet dat. Daarom komt men met een reeks plannen die niet alleen betrokken onderzoekers moeten uitdagen, maar ook het politieke draagvlak voor de wetenschap moeten versterken. Commissievoorzitter Wolff-Albers legt uit. Over bruggen tussen ‘gamma’ en ‘bèta’, sponsoring van het wetenschapsbeleid door Ritzens collega’s en de kansen van een nieuwe kabinetsperiode.

Vier jaar geleden kwam minister Ritzen met zijn eerste aanzet voor een strategisch wetenschapsbeleid. Voor de universiteiten ging het om een nogal lukraak rijtje van vijf ‘prioriteiten’, van kunstgeschiedenis tot materiaalkunde. Erg veel indruk maakte dat lijstje niet - en veel invloed lijkt het evenmin gehad te hebben. Maar de tijd heeft niet stil gestaan. De bewindsman riep een nieuw stelsel van verkenningen in het leven, om keuzes voor het wetenschapsbeleid van de toekomst voor te bereiden. En een eerste oogst daarvan, verzameld door de Overlegcommissie Verkenningen (OCV), is vorige week verschenen.
Vergeleken met het eerste lijstje van Ritzen zijn de voorstellen van de OCV een indrukwekkende stap vooruit. In een groot aantal vakgebieden hebben commissies de toekomst verkend en na discussie met onderzoekers en ‘afnemers’ keuzes voorgesteld. De OCV begeleidde dit alles en komt nu in haar eindrapport met goed onderbouwde uitdagingen voor zowel onderzoekers als hun financiers. Sommige uitspraken in het rapport hebben ook betekenis voor het onderwijs. Neerlandistiek en informatica verdienen meer aandacht. Ritzen moet zijn belofte nakomen om de kleine geesteswetenschappen financieel te beschermen. En juristen en medici moeten hun ambachtelijke traditie deels loslaten: alleen met meer aandacht voor fundamentele processen kunnen afgestudeerden straks de snelle veranderingen in hun vak bijhouden.

Sponsors
Maar de belangrijkste boodschappen van Ritzens denktank gaan over het onderzoek zelf. Neem de sociale wetenschappen. Het onderzoek is er versnipperd en wordt gedomineerd door kortlopend beleidswerk. Volgens een commissie die binnenkort rapporteert, lopen de onderzoekers zo de kans mis om een rol te spelen bij het beantwoorden van maatschappelijke uitdagingen. Als remedie moeten er enkele grote programma’s komen, waarin meerdere disciplines samenwerken op gebieden als ‘arbeid en onderwijs’ en ‘maatschappelijke cohesie’ in een tijd van migratie en internationalisering. De OCV wil de coördinatie in handen leggen van landelijk onderzoekfinancier NWO, beheerder van de ‘tweede geldstroom’.
Van dat laatste zal men bij de universiteiten wel schrikken: moeten zij soms eigen geld inleveren om de rol van NWO in de sociale wetenschappen te versterken? Maar Wolff-Albers stelt hen gerust: ‘Ik zie eerder ruimte bij de derde geldstroom: de enorme wolk kortlopend contract-onderzoek voor allerhande overheden. Daar zitten veel herhalingen in. Dat geld valt veel effectiever te besteden. NWO moet voor deze nieuwe programma’s op zoek naar sponsors. Dat kunnen dezelfde overheden zijn die nu kortlopende projecten financieren, met vaak weinig verrassende resultaten.’
Ook op andere terreinen hoopt de OCV dat NWO zich ontwikkelt tot een actieve makelaar in onderzoek. Die rol van tussenpersoon zou de beste oplossing zijn om de roep van de politiek om meer ‘relevantie’ om te zetten in klinkende munt, zonder dat dit ontaardt in een al te grote nadruk op de korte termijn.

Bruggen bouwen
De verkenning van de sociale wetenschappen leert ook dat grote uitdagingen zich niet houden aan grenzen tussen vakgebieden, maar dat het toch moeilijk is multidisciplinair onderzoek op gang te krijgen. Wolff-Albers: ‘Er zijn weinig sociale wetenschappers bezig met de milieuproblematiek, of met technologische ontwikkeling. Zulke ‘exacte’ onderwerpen vallen buiten hun blikveld. Toch is het overbruggen van die bèta/gamma-kloof van groot belang, want uit alles blijkt dat het juist daar de komende tijd op zal hangen. Neem de opkomst van nieuwe media: de hardware ontwikkelt zich wel, maar over de software en vooral de menselijke en sociale kant daarvan bestaan grote vraagtekens.’
Toch worden er wel wat bruggen over de kloof gebouwd. Delft begon een opleiding technische bestuurskunde, Twente kreeg iets vergelijkbaars, en de Universiteit van Amsterdam begint met een brede bèta/gamma-propedeuse. In het onderzoek is er sinds enkele jaren een landelijke programma voor milieu- economie. Maar dit is volgens Wolff-Albers pas het begin. De OCV komt nu met een onderzoeksplan voor ‘ecologische herstructurering’ van de economie. Dit Nationaal Onderzoek Initiatief ‘Factor 4’ mikt op halvering van het milieubeslag bij gelijktijdige verdubbeling van de welvaart. Dus in feite op vier maal zo schone produktieprocessen.
Het lijkt erg ambitieus, en dat is het ook. Maar zo ziet de OCV ook de taak van een strategisch wetenschapsbeleid: ambitieuze doelen formuleren. Juist daarmee zijn onderzoekers en geldschieters te motiveren tot extra inspanningen, is de redenatie. En onmogelijk is de ambitie van dit onderzoeksprogramma volgens de OCV-voorzitter niet. ‘Als je het uitwerkt, kom je op vertrouwde terreinen, zoals het energie-onderzoek, de chemie, de landbouwwetenschappen of economie. De belangrijkste vraag zal zijn: hoe integreer je het allemaal?’ Ze beseft dat dat nog wat voorbereiding zal kosten.

Overwinteringsplan
Intussen dalen de overheidsuitgaven voor onderzoek al jaren. En Ritzen is er nog niet in geslaagd om die trend te keren. De OCV wijst in zijn rapport opnieuw op het belang van meer investeringen in onderzoek. Maar komt daar wel iets van terecht? ‘Er is zeker sprake van een impasse’, erkent Wolff-Albers, ‘want het is duidelijk dat Ritzen geen geld heeft. Maar toch is het goed om nu alvast een strategie op te zetten. Onze toon is: àls er straks weer ruimte komt om te investeren, hebben wij daar heel goede bestemmingen voor. Denk aan de problemen met mobiliteit en ruimtegebruik, aan de wens van duurzame economische groei en de gevolgen van vergrijzing. Dat alles vraagt om nieuwe onderzoeksinspanningen, en wij geven daar wegen voor aan. Zo sta je straks in de voorste rij. Want voordat je het weet zit je al in een nieuwe kabinetsperiode.’
Toevallig maakte niemand minder dan premier Kok enkele dagen geleden duidelijk dat er inderdaad hoop is, na 1998. In een interview met de Volkskrant zei hij dat een volgende kabinet jaarlijks twee tot drie miljard gulden extra moet gaan uitgeven aan investeringen in de ‘infrastructuur’. Behalve vervoersnetwerken en vernieuwde binnensteden ging het hem ook om kennisinfrastructuur. Bovendien wil Kok gaan bewijzen dat er een ‘alliantie tussen economie en milieu’ mogelijk is.
De uitspraken van Kok passen dus goed in het straatje van Ritzen, en van zijn denktank. Toch heeft de tactiek van de OCV iets van een overwinteringsplan. Heeft de OCV dan helemaal geen illusies over Ritzens mogelijkheden op de korte termijn? ‘Jawel’, betoogt Wolff-Albers, ‘Ritzen kan nu al een flinke slag slaan door samen met vakministers enkele strategische programma’s op te zetten. Ik denk dat hij daar voor zijn wetenschapsbudget 1997, dat in september uitkomt, serieuze pogingen toe zal doen.’ Maar in één adem dekt ze zich alweer in voor het geval het Jo Ritzen niet lukt: ‘Hij kan in elk geval beginnen bij de collega’s een andere mentaliteit aan te kweken, zodat ze hun eigen belang bij strategische onderzoekprogramma’s gaan herkennen.

Timing
Bij Economische Zaken is die mentaliteit al lang aanwezig. Men is er voortvarend bezig met allerhande technologieverkenning en -stimulering, ook gericht op de langere termijn. Soms, zoals bij de vorming van technologische topinstituten, lijkt het alsof Ritzen daarbij door zijn collega Wijers wordt overvleugeld. Zouden die twee niet beter moeten samenwerken? Het antwoord van Wolff-Albers is genuanceerd: ‘Op zich is het jammer dat je bij wetenschaps- en techologiebeleid, twee dingen die zoveel met elkaar te maken hebben, altijd stuit op die tweedeling tussen de onderwijsminister en die van Economische Zaken. Maar aan de andere kant: je kan Wijers niet verwijten dat hij werk maakt van zijn beleid, en zelf technologieverkenningen organiseert...’ ...en juist dit voorjaar stimuleringsprogramma’s voor informatica en milieutechnologie lanceert die zo ontleend lijken aan uw rapport? ‘...geen probleem. Wat Economische Zaken organiseert, gaat vooral over het einde van de kennisketen. Wil je grenzen verleggen, dan moet daar nog dieper gravend, fundamenteler onderzoek naast gezet worden. Niemand verbiedt Ritzen om dat alsnog te doen.’
Alleen zal hij daar niet snel in slagen? ‘Nee. Het verschil is dat Wijers veel ‘vlottend’ geld heeft. Ritzen heeft zijn geld vastzitten bij instituten en universiteiten; daar kan hij niet zomaar aankomen. Hij moet voor elke accentverschuiving in het onderzoek eerst jaren praten. En tegen de tijd dat hij iets bereikt heeft, is collega-Wijers al bezig met een ander thema. ‘Een gecoördineerde timing is zo in elk geval heel moeilijk’, geeft Wolff-Albers toe. ‘De geringe wendbaarheid van het universitaire onderzoek beperkt ook wel eens de invloed van Ritzen bij zijn collega’s. Eigenlijk is deze bewindsman er tot nu toe niet genoeg in geslaagd om zijn achterban, zoals besturen van universiteiten en onderzoekorganisaties, voor zich te mobiliseren. Ze breken hem nog eerder af, ook als dat uiteindelijk in hun eigen nadeel is.