Eén zwaluw kan voor Nuis de zomer aankondigen

door Hanne Obbink HOP

Veel nieuws stond er niet in, in het stuk over de duur van universitaire studies dat staatssecretaris Nuis vorige week naar de Tweede Kamer stuurde. Maar desondanks - of juist daarom - lijkt hij er winst mee te boeken. Want als de voortekenen niet bedriegen, begint de tegenstand tegen zijn plannen af te brokkelen.

Het is inmiddels twee jaar geleden: staatssecretaris - toen nog Tweede-Kamerlid - Nuis opperde dat universiteiten misschien driejarige studies zouden moeten opzetten, met een tweejarig vervolg voor de beste studenten. Het plannetje kwam in het regeerakkoord terecht, en Nuis leek aan het werk te kunnen. Maar dat werk bestond tot nu toe vooral uit een terugtocht, want Nuis werd overladen met kritiek. De universiteiten vonden dat vier jaar voor elke studie het uitgangspunt moest blijven. De gezamenlijke ondernemers stelden dat ‘de marktsector geen behoefte heeft aan driejarig hoger onderwijs.’ En in de Tweede Kamer kreeg Nuis alleen van zijn partijgenoten van D66 steun. De staatssecretaris werd gedwongen stapje voor stapje iets van zijn plan terug te nemen. Het leek nog slechts een kwestie van tijd dat het drie-plus-twee-plan definitief in het vergeetboek zou verdwijnen. Nuis kon zich voortaan volledig aan cultuur gaan wijden.
Maar als de voortekenen niet bedriegen, begint het tij te keren. Sommige universiteitsbestuurders meenden in de vorige week verschenen notitie een laatste oprisping te zien van een D66-bewindsman die eindelijk ook wel eens een politiek punt wilde scoren. Maar bestuurder Gevers van de Universiteit van Amsterdam liet in de Volkskrant al weten dat er aan zijn universiteit zeker plaats is voor driejarige studies. En behalve van D66 krijgt Nuis in de Tweede Kamer nu ook steun van de PvdA.

Op de schop
Daar heeft Nuis wel het een en ander voor moeten doen. In het regeerakkoord werd nog voorgesteld het hele hoger onderwijs op de schop te nemen: alle vierjarige studies zouden plaats moeten maken voor de 3+2-variant. De universiteiten zagen niets in zo’n grootschalige ingreep; zij wilden wel eens een tijdje met rust gelaten worden. Ook zagen zij niet in hoe in drie jaar een volwaardige academische opleiding gegeven kon worden. Nuis gaf iets toe. In het Hoger Onderwijs en Onderzoek Plan van september vorig jaar liet hij weten af te zien van een heel nieuw hoger-onderwijsstelsel. Hij gaf universiteiten nu de keus: ze mochten vierjarige studies blijven aanbieden, maar ze mochten ook drie-plus-twee-varianten opzetten. Per studierichting moesten ze een keus maken: het een of het ander. Dat hielp nauwelijks. PvdA-kamerlid Van Gelder sprak de verwachting uit dat er op deze manier ‘geen bal van terecht zou komen’, en de onverschilligheid van de universiteiten leek daar inderdaad op te wijzen. De PvdA’er stelde Nuis daarom voor ervan uit te gaan dat een studie in beginsel vier jaar duurt, waarvan de eerste drie ‘breed’ zouden moeten zijn. Een student zou de studie vervolgens afwisselend werkend en lerend kunnen afronden, of zich een jaar lang op een beroep of op de wetenschap voorbereiden. Dat idee moest de staatssecretaris maar eens uitwerken.

Stappen terug
Dat heeft Nuis dus gedaan. Hij doet nu opnieuw een paar stappen terug. Zo geeft hij universiteiten de vrijheid om naast vierjarige opleidingen ook drie-plus-iets-varianten op te zetten, desgewenst zelfs in dezelfde studierichting. En vierjarige opleidingen blijven de maatstaf; voor elke afwijking daarvan moet goedkeuring gevraagd worden - die pas gegeven wordt als de arbeidsmarkt er behoefte aan blijkt te hebben. Eerder dit voorjaar legde Nuis zijn werkstuk al eens aan Van Gelder voor - ‘is dit ongeveer wat je bedoelde?’ - en dat het stuk nu op de goedkeuring van de PvdA-fractie kan rekenen, is dan ook geen toeval. ‘De nadruk ligt nu op vier jaar’, zegt Van Gelder. ‘Maar het geeft universiteiten de ruimte voor vernieuwingen.’ CDA en VVD hikken nog tegen Nuis’ plan aan, vooral omdat zij nog steeds niet inzien hoe een academische studie in drie jaar geperst kan worden. Maar als Nuis maar genoeg de nadruk legt op het gegeven dat de meeste studenten geen driejarige studie, maar een ‘drie-plus-iets’-studie zullen volgen, kan hij die oppositie misschien wel overwinnen. En het ‘alles mag, niets moet’-karakter van zijn opzet, haalt bij voorbaat de angel uit het verzet.

Zwaluw
Belangrijk is uiteraard de vraag of universiteiten inderdaad gebruik zullen maken van die vrijheid. Eén zwaluw - Gevers - maakt nog geen zomer, maar prof.dr. H. Adriaansens, auteur van het rapport dat de Wetenschappelijke Raad voor het Regeringsbeleid over hoger onderwijs schreef, ziet er meer volgen. ‘Wat is ertegen? De universiteiten kunnen zo de talloze studenten die nu zonder de diploma de studie staken, toch iets bieden.’ Volgens hem zullen de universiteiten dat wel gaan inzien, zeker nu de koppeling met de bezuiniging die eveneens in regeerakkoord stond de discussie niet meer vertroebelt.
Veel hangt af van het geld. Studenten die na drie jaar de universiteit verlaten, kosten minder aan studiebeurzen. Met het geld dat zo overblijft, moet studenten die langer dan vier jaar studeren een inkomen geboden worden. Volgens voorzitter R. Meijerink van de vereniging van universiteiten (VSNU) wordt het tot stand komen van verschil in studieduur zo ‘sterk afhankelijk van het gedrag van studenten. Want het is nog maar de vraag of er inderdaad studenten zullen zijn die een jaar studiefinanciering opgeven.’
Zeker zo ingewikkeld is de vraag welke vergoeding een universiteit van de overheid krijgt. Minister Ritzen wil universiteiten in de toekomst per uitgereikt diploma gaan betalen - maar niet duidelijk is of hij verschil zal maken tussen soorten diploma’s. Een eerdere versie van Nuis’ notitie wierp daarover zoveel vragen op dat de bewuste passage maar uit het stuk is weggelaten. ‘Als dat niet goed geregeld is’, zei Meijerink vorige week al, ‘komt er zeker niets nieuws van de grond.’