Kleuter
Dirk Lippits, eerstejaars scheikunde, is met 93 kilo en 1.95 meter niet bepaald de kleinste. De benaming kleuter, met name in roeiershuis Tachos, heeft hij dan ook aan zijn leeftijd te danken. Lippits zit acht keer per week op het water, meestal in Eindhoven, maar de komende tijd zal hij voor de dubbelvier steeds meer in Amsterdam moeten trainen. Zelf verklaart hij zijn bliksemcarrière vanuit zijn sportverleden: ‘Ik heb zes jaar aan atletiek gedaan en trainde toen ook al vijf à zes keer per week. Via een bekende ben ik af en toe gaan roeien. Van het een kwam het ander en vorig jaar heb ik me onder leiding van coach Ad Oomen op het roeien gestort om zo snel mogelijk op topniveau te komen.’
De resultaten van vorig seizoen mogen er dan ook zijn: een tweede plaats in de skiff bij de junioren op de Nationale Kampioenschappen en uitzending naar het Wereldkampioenschap Roeien voor junioren in de dubbeltwee. Een ongelukkige val met hersenschudding gooide roet in het eten en het reisje naar Potznan, Polen ging niet door. In de zomer heeft Lippits besloten in Eindhoven te gaan studeren en door te gaan met roeien. ‘Sport heeft, als het er op aankomt, op dit moment net wat meer prioriteit dan studie. Beide zaken zijn belangrijk, maar je zou kunnen zeggen dat ik mijn studie om het roeien heen plan.’ In overleg met coach en studieadviseur is een plan gemaakt voor de komende vijf jaar (tot aan de volgende Olympische Spelen). Discipline is de vlag die de lading dekt. Lippits: ‘Dit jaar gaat het heel goed met de studie, ik zorg ervoor dat ik geen tentamen-stress krijg, dat kan ik bij het roeien helemaal niet gebruiken. Een selectie of een belangrijke wedstrijd is natuurlijk altijd spannend, maar echt vervelende spanningen worden door andere dingen veroorzaakt, bijvoorbeeld als je boot beschadigd is.’
Over zijn leven buiten studie en roeien zegt Lippits: ‘Je spontaniteit wordt behoorlijk geremd doordat alles gepland moet worden. Ik kan best een avondje gaan stappen en wat biertjes drinken, alleen de dag ervoor moet ik dan geen zware training hebben, want anders val ik ‘s avonds meteen om. Dat moet je dus van tevoren allemaal bedenken en afspreken. Maar als je iets wilt bereiken heb je dat er voor over.’
Grote invloed
Ook voor Schooneveld en Van Graafeiland is roeien een manier van leven. Zij hebben samen in een eerstejaars acht gevaren, het jaar daarna in een ouderejaars vier-zonder-stuurman en dan nu in de twee-zonder. De keuze om in training te gaan werd echter elk jaar opnieuw gemaakt, waarbij de resultaten van het afgelopen seizoen en verwachtingen voor de nabije toekomst natuurlijk wel een rol hebben gespeeld. Het zijn lichte roeiers, dat betekent dat ze op de wedstrijden gemiddeld zeventig kilogram mogen wegen. Van Graafeiland ziet het ‘licht moeten zijn’ als een belangrijke bijkomstigheid: ‘Met de jaren wordt het wel gemakkelijker om je gewicht te halen, maar het heeft bijna net zo’n grote invloed op je dagelijks leven als het vele trainen.’
Als roeier breng je wel erg veel tijd door met elkaar en je coaches. Komt daar nog verandering in gedurende de jaren? Schooneveld: ‘In het eerste jaar heb je heel veel sociale contacten binnen je ploeg, zeker in een acht. Maar je leert steeds meer mensen kennen die ook langer doorgaan met het roeien. Op de baan herken je mensen die het jaar daarvoor nog gezegd hebben dat ze zouden stoppen. Bovendien leer je ook andere verenigingen kennen door het combineren met andere ploegen. Op de ARB hebben we met Nereus (Amsterdam) gevaren in de acht, dat was hartstikke leuk. De ploeg behaalde een overwinning in het lichte Senioren-A veld. We hebben ook een vaste combipartner in de vier-zonder, Proteus-Eretes uit Delft. Dat is ook al erg succesvol gebleken; in Gent hebben we de lichte Senioren-B vier-zonder gewonnen. Nu is het nog even afwachten wat er met de Nations Cup gaat gebeuren.’