Dienst Overige Zaken

De waarde van de universitaire mens

Bij het naderen van het einde is het opmaken van de balans een passende activiteit. Deze boekhouderswijsheid geldt niet alleen op de financiële afdeling van de universiteit, maar kan ook in andere situaties toegepast worden. Er zijn namelijk vele einden mogelijk en ook vele manieren om de balanswaarde uit te drukken.
Voor de student is het einde van het jaar redelijk duidelijk: na het laatste tentamen begint de vakantie. Dat houdt soms werken in om geld te verdienen en dan is de balans makkelijk op te maken: het aantal guldens dat overblijft om vervolgens te gaan reizen en te genieten en zo het ‘opmaken’ weer een andere betekenis geven. Het uiteindelijke saldo bestaat dan uit ervaringen en sterke verhalen waar het nieuwe studiejaar weer goed mee begonnen kan worden. Maar soms is de balans voor studenten ingewikkelder. Dan zijn de tentamenuitslagen anders dan verwacht en is extra studie-input nodig of is er voor afstudeerders die 1 september als dure drempel zien naderen, stress om de zaak nog voor de examenzitting van eind augustus te regelen.
Voor andere universitaire werkezels is het einde minder duidelijk. Er zijn van die werkzaamheden die nooit een einde hebben: onderzoek of bureaucratie bijvoorbeeld. En dat zijn juist de twee activiteiten die aan deze universiteit het hoogste scoren. Daarnaast zijn er dan nog het onderwijs dat voor velen met de colleges ophoudt, en enkele dienstverlenende bezigheden als de repro of de bibliotheek die ook nooit ophouden, maar wel drukke en rustige tijden kennen.
Hoe bepaalt de onderzoeker het einde en hoe maakt deze bij uitstek universitaire mens de balans op? Moeilijke vragen waar ik, nu ik van mijn onderzoekstaak ontheven word, slechts voorzichtig en vaag op kan antwoorden. Maar zijn juist die voorzichtigheid en vaagheid niet het kenmerk van veel universitair onderzoek? Nader onderzoek is altijd aanbevolen/nodig/gewenst en het einde is vaak open en voor meerderlei uitleg vatbaar. Alleen de balans kan de onderzoeker goed opmaken: congrespapers, publicaties en uiteindelijk de hoogleraarsbenoeming. Het einde in de tijd is de geestelijke of lichamelijke dood van de onderzoeker; beide maken we aan de universiteit van nabij mee.
Voor de bureaucraat liggen de zaken weer anders. Daar wordt het einde bepaald door het laatste formulier dat ingevuld terug is gestuurd en vervolgens van een paraaf is voorzien en doorgestuurd naar de volgende trap op de hiër-archische ladder. Als dat gebeurd is, zijn er twee opties: beginnen aan een nieuwe stapel formulieren of gaan schrijven aan een beleidsondersteunende nota waarin de noodzaak aangetoond wordt voor nieuwe regelingen binnen de universiteit die leiden tot nieuwe stromen papier die ingevuld geretourneerd moeten worden voor een bepaalde datum. Het opmaken van de balans is hier uiterst eenvoudig: op laag niveau is het totaal aantal verwerkte formulieren doorslaggevend en op hoog niveau is dat het aantal mensen onder je dat nodig is om de papierstroom in goede banen te leiden. Dan is er als laatste categorie aan deze universitaire onderwijsinstelling de groep der docenten, waarmee ik bedoel de mensen die feitelijk bij de studenten het heilig vuur ontsteken en die voordoen hoe leuk het is om iets te kunnen of te weten. Om dat vuur te kunnen ontsteken moet de docent zelf branden en vol vuur zijn vak uitdragen. Daar kan op verschillende manieren een eind aan komen. Een bekend einde is het burn out-syndroom, waar veel onderwijsmensen mee eindigen. Ze zijn opgebrand en helaas valt dat niet steeds samen met de pensioenleeftijd. Daar heeft de universiteit bij mijn weten geen oplossing voor, zodat een langgerekt lijden of dumpen meestal het resultaat van de balans zijn. Erger is als de goede docent bij reorganisatieplannen achter de onderzoekers en andere, organisatorisch verschrikkelijk noodzakelijke mensen geplaatst wordt en voor ontslag wordt aangewezen. Het einde is dan een met een emmer water gedoofd vuur waar een hoop stinkende as van overblijft. Voor zover ik als zijlijner kan zien, liggen er bij de faculteit Wiskunde een paar van die hoopjes. De waarde van de universitaire mens is dus nogal variabel en in het slechtste geval al tijdens zijn loopbaan niet meer dan het hoopje as waartoe we uiteindelijk allemaal worden teruggebracht. Misschien is het voordeel van een maandje vakantie wel dat je dan een maand geen universitair mens bent, maar een gewoon menselijk mens. En dan wordt de waarde bepaald door begrip voor de medemens en liefde voor de ander. Voor die eigenschappen bestaat gelukkig geen hiërarchie of carrière.

Aat Vervoorn

In de rubriek ‘Dienst Overige Zaken’ schrijven prof.dr.ir. J.D. Janssen, prof.dr. P.J. Lemstra, prof.dr.ir. H.E.H. Meijer, dr. J.W. Nienhuys, drs. M. Pieterson, prof.dr. F.W. Sluijter, drs. A.J. Vervoorn en dr.ir. E.G.F. van Winkel.