Virtual Enterprise
Een applicatiegebied, waarop al enige tijd onderzoek loopt is ‘Virtual Enterprise’. Onder een Virtual Enterprise (VE) wordt een samenwerkingsverband tussen ondernemingen verstaan, dat een aantal kenmerken van één onderneming heeft, terwijl het in formele zin geen onderneming is. Overigens wordt het begrip VE vooral in informatica-kringen gebruikt, waar het betrekking heeft op situaties waarbij geografisch gespreide groepen medewerkers door moderne informatica-technologieën in staat worden gesteld om net zo nauw samen te werken als groepen die op één locatie zijn geconcentreerd. Dergelijke situaties komen zowel binnen één formele onderneming voor als binnen een organisatienetwerk. In het applicatiegebied van BETA kan het virtuele aspect echter ook op andere kenmerken van ondernemingen slaan.
Prof.dr.ir. Joan van Aken is voorzitter van de onderzoekscommissie van BETA en lid van de wetenschappelijke raad. Zijn onderzoek ligt onder andere op het gebied van organisatienetwerken, speciaal met betrekking tot de vorming, de structuur en het strategisch management daarvan. Van Aken: ‘Binnen een formele onderneming kunnen hechte samenwerkingsverbanden worden gecreëerd, omdat daar een ‘drie-eenheid’ bestaat: eenheid van eigendom, van identiteit en van leiding. In een organisatienetwerk, bestaande uit een aantal samenwerkende ondernemingen moet ook nauw worden samengewerkt, bijvoorbeeld om een bepaald produkt te ontwikkelen, te maken en te verkopen. De deelnemende ondernemingen houden zich dan met onderdelen van dat totale proces bezig. Omdat die eerder genoemde drie-eenheid voor een organisatienetwerk niet bestaat, moeten speciale afspraken worden gemaakt over eigendom, waaronder het delen in risico’s en opbrengsten, over de vorm van de leiding en moeten de medewerkers in dat netwerk zich ook in bepaalde mate met dat netwerk kunnen identificeren. Als dat goed gebeurt kan het netwerk een hecht samenwerkingsverband worden, dat in de richting van de klant vrijwel net zo functioneert als een echte, reële onderneming.’
Clusters
Ir. Louweris Hop doet promotie-onderzoek naar een speciale vorm van VE: industriële samenwerkingsverbanden. Het VE-begrip wordt echter nooit door Hop gebruikt; de inhoud van dit nieuwe begrip is nog onvoldoende bepaald. Hop is bij het InnovatieCentrum Oost-Brabant werkzaam als adviseur voor het ontwerpen en ondersteunen van industriële samenwerkingsverbanden c.q. clusters. Daarbij zijn vooral kleine en middelgrote bedrijven betrokken.
Hop: ‘Vaak gaat het om relatief kleine, hooggespecialiseerde bedrijven die gezamenlijk, met behoud van hun zelfstandigheid en voor eigen rekening en risico, een produkt gaan ontwikkelen of toeleveringsopdrachten van een samengesteld onderdeel uitvoeren. Zij willen weten, hoe je met een aantal partners een samenwerkingsverband opzet, hoe de samenwerking te organiseren, welke voor- en nadelen aan de verschillende opties kleven, et cetera. Het valt op dat de theorieën die in de bedrijfskunde gebruikt worden, vooral toegesneden zijn op produktbedrijven, die alle schakels van het produktcreatieproces zelf in de hand hebben. Maar een toeleveringsbedrijf doet daar een deel van - bijna altijd in opdracht van een produktbedrijf - en ziet zich voor moeilijke strategische beslissingen geplaatst. Het kent veel onzekerheden: naarmate het meer gespecialiseerd is neemt de binding met de afnemers toe, maar daarmee ook de afhankelijkheid. Het krijgt daardoor belang bij de afzet van dat bedrijf en gaat initiatieven nemen tot wijziging van het toeleveringsprodukt: beter, sneller, goedkoper. Gelukkig is de afhankelijkheid in zo’n situatie wederzijds: de partijen kunnen hun gezamenlijke toekomst zeker stellen door middel van een intensieve samenwerkingsrelatie. Dat is echter niet eenvoudig.’ Problemen die Hop signaleert bij het creëren van samenwerkingsverbanden zijn: het komen tot een gemeenschappelijk doel en de keuze van de vormgeving van de relatie: van mondelinge afspraken op basis van vertrouwen tot en met het oprichten van een juridische organisatievorm. Het belangrijkste struikelblok ligt echter in de persoonlijke sfeer: als mensen niet met elkaar kunnen samenwerken, elkaar ‘niet liggen’ of niet vertrouwen, houdt alles op. Die problemen kunnen niet met een andere structuur of een juridisch slimmigheidje worden opgelost. En dat is één van de fascinerende kanten van bedrijfskundig onderzoek: de menselijke factor, die zelf onderdeel is van het multidisciplinaire probleem.
Aio’s
In de onderzoekschool zijn ruim vijftig aio’s ondergebracht. De meesten waren al met hun onderzoek bezig, vóór de formele oprichtingsdatum van BETA, in december 1995. Voor de nieuwe generatie aio’s is een eigen onderwijsprogramma ingericht. Kenmerkend is de aandacht voor methodologie en voor interdisciplinaire samenwerking. BETA-aio’s besteden in de eerste twee jaar van hun aanstelling 800 uur aan het volgen van onderwijs. Er is een voor alle aio’s verplicht ‘generiek’ programma van 320 uur, dat inzicht geeft in het volledige werkveld van BETA en the state of the art. Daarnaast bestaat het uit vakken als wetenschapstheorie en onderzoek- en ontwerpmethodologie. In het expertisedeel van de opleiding volgt elke aio gedurende 240 uur cursussen speciaal gericht op zijn eigen onderzoek en eveneens 240 uur aan aanvulling op de eigen vooropleiding en ervaring. Degenen die het verplichte en het persoonlijke deel naar behoren hebben afgerond, ontvangen het BETA-certificaat ‘Master of Business Science’.
Eén van de vaardigheden, waar de onderzoekschool voor instaat, is dat BETA-gepromoveerden in interdisciplinaire (onderzoek)teams kunnen werken aan complexe problemen in bedrijfsprocessen. In de opleiding vormt het in bedrijfssituaties samenwerken met technische, alpha- en (andere) gamma-wetenschappers dan ook een belangrijk element.