Bodemregeling boventalligen in het kader van VUT/FPU-uitkering


Vanwege de reorganisaties in het kader van de bezuinigingen 1994 is in overleg met de centrales van overheidspersoneel een bodemregeling ontworpen, die voorziet in een aanvulling op de VUT/FPU-uitkering voor medewerkers, die in verband met overtolligheid danwel opheffing van hun functie van die VUT/FPU-regeling gebruik maken. De regeling Flexibel Pensioen en Uittreden (FPU), waarover op 3 april 1996 een onderhandelingsakkoord is bereikt tussen de minister van Binnenlandse Zaken en de Centrales van Overheids- en Onderwijspersoneel, vervangt met ingang van 1 april 1997 de huidige VUT-regeling. De aanvulling geldt voor medewerkers die:
a. door de reorganisaties in het kader van de bezuinigingen 1994 in verband met overtolligheid danwel opheffing van hun functie met ontslag zijn bedreigd;
b. niet bedreigd zijn met ontslag in verband met overtolligheid dan- wel opheffing functie en die overi- gens voldoen aan de voorwaarden van deze regeling en aantoonbaar plaats maken voor medewerkers die wel zijn bedreigd met overtolligheid danwel opheffing van functie met betrekking tot de reorganisaties in het kader van de bezuinigingen 1994.

Voor beide categorieën medewerkers geldt voorzover hierover op initiatief van de universiteit schriftelijk afspraken zijn danwel worden gemaakt voor 1 oktober 1996:
1. Voor de medewerkers, die vóór 1 april 1997 61 jaar of ouder zijn:
-dat zij op de datum waarop zij de 61-jarige leeftijd bereiken danwel op de vroegst mogelijke datum doch uiterlijk vóór 1 april 1997 gebruik dienen te maken van de bestaande VUT-regeling en een aanvulling krijgen tot het berei- ken van de 65-jarige leeftijd tot 80% van het laatst genoten sala- ris; -dat zij bij beëindiging van de dienstbetrekking op een latere datum niet in aanmerking komen voor de aanvulling.
2. Voor medewerkers, die op 1 april 1997 55 jaar of ouder zijn:
- dat zij op het moment dat op of na 1 april 1997 de dienstbetrek- king wordt beëindigd door over- tolligheid danwel opheffing van hun functie gebruik dienen te maken van de FPU-regeling en een aanvulling krijgen tot het berei- ken van de 65-jarige leeftijd tot 80% van het laatstgenoten salaris;
- dat zij bij beëindiging van de dienstbetrekking op een latere datum of op een andere wijze niet in aanmerking komen voor de aanvulling.
3. Voor medewerkers, die op 1 april 1997 jonger zijn dan 55 jaar:
a. - dat zij op het moment dat op of na 1 april 1997 de dienstbe- trekking wordt beëindigd door overtolligheid danwel opheffing van hun functie en zij op dat moment de leeftijd van 55 jaar hebben bereikt gebruik dienen te maken van de FPU-regeling en een aanvulling krijgen tot het bereiken van de 65-jarige leeftijd tot 80% van het laatst genoten salaris;
- dat zij bij beëindiging van de dienstbetrekking op een latere datum of op een andere wijze niet in aanmerking komen voor de aanvulling;
b. - dat zij op het moment dat op of na 1 april 1997 de dienstbe- trekking wordt beëindigd door overtolligheid danwel opheffing van hun functie en zij op dat moment de leeftijd van 55 jaar nog niet hebben bereikt gebruik dienen te maken van de be- staande BWOO-regeling.

De aanvulling wordt berekend vanaf de datum dat het dienstverband wordt beëindigd tot de datum waarop het ouderdomspensioen ingaat. Aangevuld wordt tot 80% van het salaris (overeenkomstig de definitie in de regeling VUT respectievelijk FPU) inclusief vakantietoelage en eventuele vaste toelagen over de aan het ontslag voorafgaande maand. De aanvulling wordt verleend in de vorm van een uitkering ineens; afhankelijk van ieders voorkeur kan deze uitkering worden verstrekt onder inhouding van het bijzonder belastingtarief voor dit soort uitkeringen dat tevens eindheffing is, danwel in de vorm van een stamrecht. Zoals bij de huidige VUT-uitkering gebruikelijk geldt voor de medewerkers, die in aanmerking komen voor de aanvulling:
- dat zij in aanmerking komen voor de interimregeling ziektekosten alsmede de ZVO-regeling;
- dat het verlies van opbouw van pensioenrechten - te weten 1,75% ouderdoms- en nabestaanden- pensioen - voor de helft wordt gecompenseerd en voor rekening van de universiteit komt met dien verstande dat het maximum te bereiken pensioen 70% bedraagt en de gebruikelijke werknemers- bijdragen worden ingehouden.