Totaalontwerp
‘In de praktijk ben ik een aantal knelpunten in de bouw tegengekomen, die strategisch bouwen bemoeilijken’, zegt prof. Rutten. ‘Allereerst laat men zich naar mijn idee teveel leiden door de initiële kosten. Er wordt nog te weinig gedacht in een totaalontwerp. Zo’n totaalontwerp is het resultaat van een harmonieuze integratie van een groot aantal deelontwerpen, zoals: vormgeving, constructief ontwerp, bouwfysisch ontwerp, installatie-ontwerp, inrichtings- en communicatie-ontwerp. Integratie tijdens de ontwerpfase is niet voldoende. Er moet ook rekening gehouden worden tijdens het ontwerpen van een gebouw dat het prestatie-aanbod van dit gebouw in de tijd afgestemd kan worden op de veranderende vraag van de gehuisveste organisatie. Een breed spectrum over vraagprofielen kan vertaald worden in prestatiescenario’s waaraan alternatieve totaalontwerpen getoetst kunnen worden’, aldus de hoogleraar. ‘Deze adviesprodukten kan een strategisch adviseur leveren. Hij moet opereren als een intermediair tussen opdrachtgever en de traditionele bouw.’ Rutten ziet het als een persoonlijke opdracht om mensen die deze taak op zich kunnen nemen, op te leiden. De TUE verricht onderzoek naar strategisch bouwen en het Centrum voor Bouwonderzoek TNO/TUE wil deze service commercialiseren. Rutten heeft grootse plannen. Hij wil met zijn expertise mondiaal de baan op voor het CBO en de TUE.
Binnenklimaat
Een speerpunt binnen Rutten’s leerstoel vormt het onderzoek naar en het ontwerpen van systemen voor individuele regeling van het binnenklimaat. Een belangrijk ontwerpaspect voor gezondheid en behaaglijkheid, zijn thermisch comfort, visueel comfort, luchtkwaliteit en geluidskwaliteit. Vooral in de ontwerpfase wordt een gebouw getoetst op de prestatie ten aanzien van gezondheid en behaaglijkheid. De modellen die in de praktijk worden toegepast schieten volgens Rutten tekort. Zij richten zich niet op het individu, maar op groepen mensen en gaan uit van gemiddelden.
Uit diverse publikaties over psychologisch onderzoek blijkt dat individueel ingrijpen in zijn omgeving een basale vereiste is voor het welbevinden van de mens in een gebouw. Dit geldt voor temperatuur, maar ook voor de luchtkwaliteit en de hoeveelheid licht. ‘Ik vind dat ontwerpers in staat moeten zijn om een individuele regeling per werkplek mogelijk te maken tegen acceptabele initiële kosten. Maar wat is acceptabel? Prof. Rutten is van mening dat zeker in Nederland vaak te Calvinistisch gedacht wordt over de realisatiekosten van een gebouw. ‘Stel dat het twintig gulden per vierkante meter duurder is, en iemand presteert hierdoor slechts enkele procenten beter, dan verdient die investering zich al meervoudig terug.
Veranderbaarheid
‘Strategisch bouwen wordt steeds voornamer’, aldus Rutten. ‘Vroeger was iedereen gelukkig als een gebouw bleef staan. Tegenwoordig stelt de gebruiker meer eisen. Nog steeds neemt de dynamiek tussen een gebouw en een organisatie toe. Nu we niet meer industrieel maar informatiegericht werken, wordt een gebouw steeds belangrijker voor de gebruiker. Het gebouw is essentieel voor het produktieproces. De veranderbaarheid en de beheerbaarheid maakt een gebouw aantrekkelijk voor de gebruiker.’
Momenteel is hij bezig met een onderzoek voor verzekeraar Aegon, naar hoe een gebouw zich gedraagt in de tijd en welke eisen de gebruiker stelt aan het gebouw. Met elke interne verhuizing is het bedrijf zo’n vijftienhonderd gulden per werkplek kwijt. Coördinatie van systemen en modulariteit ziet hij hier als belangrijke oplossingen voor jaarlijkse kostenbesparing. Een mooi voorbeeld hiervan is het door Rutten bedachte Twin Duct Air Conditioning Systeem. Dit is een airconditioningsysteem, opgebouwd uit modules, die met behulp van eenvoudige klikverbindingen te verplaatsen zijn.
Vormgeving
Rutten houdt zich vooral bezig met het binnenklimaat van een gebouw. Aan welke eisen dient de buitenkant of de vormgeving te voldoen, vindt hij? Rutten: ‘Vooral eenvoud van ontwerp, waarbij sprake is van een goede afstemming van ontwerp en kwaliteiten op het toekomstig beheer spreekt mij aan. Bij prestigieuze, modernistische gebouwen wint vaak iedereen, behalve de gebruiker. Zoals Allan Watts bij benadering schrijft in Lof der onzekerheid: ‘Sommige gebouwen imponeren van buiten, maar van binnen zijn het konijnenhokken’.’
Vooral de imposante glazen toren doet Rutten gruwen. Mijn voorganger Vorenkamp noemde deze gebouwen ‘wentelteefjes’: altijd staan ze bloot aan de invloed van de zon. Als de ontwerper dan toch per se zo’n transparante kolos wil, dan biedt een zogenaamde klimaatgevel een oplossing. Deze houdt de warmte buiten doordat er lucht tussen de gevelconstructie en de glazen pui circuleert. ‘Neem nu het hoofdgebouw van de TUE. Je kunt alleen de zonnewarmtetoevoer regelen met binnenzonwering, maar de warmte is dan al binnen. Om dit gebouw te optimaliseren moet niet alleen de gevel aangepakt worden, maar ook de klimaatinstallatie en bijvoorbeeld de liften die te weinig capaciteit hebben. De eenvoudigste renovatie-oplossing zou de bulldozer zijn. Als er echter geld beschikbaar komt om dit gebouw strategisch te renoveren, doe ik daar graag aan mee’, zegt prof. Rutten tot besluit.