Bijverzekeren voor nabestaandenpensioen?

Dienst Personeel en Organisatie

Op 1 juli zal de Algemene Weduwen- en Wezenwet (AWW) worden vervangen door de Algemene Nabestaanden Wet (ANW). Omdat de eisen voor het in aanmerking komen voor een nabestaandenpensioen ingevolge de ANW strenger zijn, zullen veel toekomstige nabestaanden geen uitkering van de overheid meer ontvangen. Verzekeraars spelen hierop in door bijverzekeringen aan te bieden tegen de financiële gevolgen van een overlijden voor de nabestaanden. Uit reacties die bij DPO zijn binnengekomen, blijkt dat veel personeelsleden al met een verzekeringsaanbod zijn benaderd. Vaak suggereert men dat de aangeschrevene niet buiten een bijverzekering kan en dringt men aan om op zo kort mogelijke termijn te beslissen. Ook worden (introductie)kortingen op de premies in het vooruitzicht gesteld bij aanmelding vóór 1 juli. Personeelsleden voelen zich onder druk gezet en vragen zich af: welk effect heeft de nieuwe ANW voor het recht op nabestaandenpensioen, waarvoor ik al premie betaal aan het ABP via mijn salaris; worden mijn nabestaanden door de invoering van de nieuwe ANW na mijn overlijden tot de bedelstaf verheven; is het raadzaam dat ik mij bijverzeker? De antwoorden op deze vragen zijn niet gemakkelijk te geven, omdat zij afhangen van factoren als leeftijd, opbouw van voor ABP-pensioen geldende jaren en gezinssamenstelling op datum van overlijden. Ook kunnen persoonlijke financiële behoeften een rol spelen. Het is dan ook niet mogelijk om in dit bestek informatie te geven die op ieders persoonlijke situatie van toepassing is. Wel zou u uit de algemene informatie die hieronder volgt voor uzelf de conclusie kunnen trekken of het in uw situatie al dan niet zin heeft om bij te verzekeren.

Allereerst dient er een onderscheid te worden gemaakt tussen het partnerpensioen van het ABP en het nabestaanden pensioen ingevolge de ANW. Het recht op partnerpensioen wordt beoordeeld door het ABP; het recht op ANW-pensioen door de Sociale VerzekeringsBank (SVB). Beide pensioenen worden voor een ABP-deelnemer uiteindelijk tesamen door het ABP in één bedrag uitbetaald aan een nabestaande of nabestaanden. Om als ongehuwde partner van een ABP-deelnemer in aanmerking te kunnen komen voor een partnerpensioen, moet het bestaan van de relatie door de ABP-deelnemer worden aangemeld bij het ABP middels een formulier ‘Aanmelding van een relatie’, dat verkrijgbaar is bij DPO, BG 1.14.

Het ABP kent een partner- en een wezenpensioen. De hoogte van deze pensioenen wordt afgeleid van het recht op ouderdomspensioen. De hoogte van het ouderdomspensioen wordt bepaald aan de hand van het aantal opgebouwde ABP-deelnemerjaren (pensioenjaren). Bij overlijden vóór het bereiken van de 65-jarige leeftijd, worden voor de berekening van een partner-/wezenpensioen de pensioenjaren doorgeteld alsof de 65-jarige leeftijd zou zijn bereikt (na 1 april 1997: tot 62 jaar). Vuistregel voor berekening bruto ouderdomspensioen: a. aantal voor pensioen geldende dienstjaren vermenigvuldigen met 1,75%; b. vast jaarsalaris inclusief vakantietoeslag minus fl. 26.500,- (franchise); c. a x b = bruto ouderdompensioen.
Na het overlijden van een ABP-deelnemer heeft zijn partner met ingang van de dag volgend op zijn overlijden recht op een partnerpensioen. Het partnerpensioen bedraagt vijfzevende deel van de aanspraak of het recht op een ouderdomspensioen en bedraagt bij 40 pensioenjaren grofweg 5/7 x 70% = 50% van het ouderdomspensioen. Bij 35 pensioenjaren: 5/7 x (35 x 1,75%) = circa 44% van het ouderdomspensioen, enzovoort. Als de partner die recht heeft op een partnerpensioen, nog geen 65 jaar is, heeft deze tot de eerste dag van de maand waarop die leeftijd wordt bereikt, recht op een toeslag van 15% van het berekende partnerpensioen (maximaal 15% van f 63.551,27 per jaar).
Na het overlijden van een ABP-deelnemer heeft zijn wees met ingang van de dag volgende op zijn overlijden recht op een wezenpensioen indien de wees de leeftijd van 21 jaar nog niet heeft bereikt. Het wezenpensioen (een ouder, ABP-deelnemer, overleden) bedraagt eenzevende deel van het ouderdomspensioen (circa 10% van het ouderdomspensioen) als de verzorger van de wees door hetzelfde overlijden recht op een partnerpensioen krijgt. In alle andere gevallen tweezevende gedeelte. Het totaal aan wezenpensioenen bedraagt niet meer dan vijfzevende deel van het ouderdomspensioen. De wees heeft vanaf de eerste dag van de maand waarin hij de 15-jarige leeftijd bereikt, recht op een toeslag van 15% van het wezenpensioen (maximaal 15% van fl. 63.551,27 per jaar).

Een nabestaande komt naast het ABP-pensioen in principe in aanmerking voor een ANW-uitkering als hij/zij voldoet aan een of meer van de volgende criteria: de nabestaande is geboren vóór 1-1-1950 en/of heeft één of meerdere kinderen jonger dan 18 jaar en/of is voor minstens 45% arbeidsongeschikt. Er ligt momenteel een voorstel bij de Tweede Kamer om de geboortedatum van 1-1-1950 te wijzigen in 1-1-1956. De bruto uitkering voor een nabestaande met kind(eren) onder de 18 jaar bedraagt 90% van het minimumloon (70% nabestaandenuitkering en 20% halfwezen-uitkering); is fl. 27.500,- bruto per jaar (netto: bij tariefgroep 2: circa fl. 1.645,- netto per maand). In alle andere gevallen bedraagt de uitkering 70% van het minimumloon; is fl. 22.800,- bruto per jaar (bij tariefgroep 2: circa fl. 1.280,- netto per maand).
Deze nabestaandenuitkering is echter afhankelijk van de hoogte van de eigen inkomsten uit of in verband met arbeid van een nabestaande. Er vindt een zgn. inkomenstoets plaats. Inkomsten in verband met arbeid (bv. VUT, WW, WAO) worden geheel op de ANW-uitkering in mindering gebracht. Bij inkomsten uit arbeid wordt een bedrag ter hoogte van de helft van het bruto minimumloon en daarnaast een derde van het restant van het inkomen buiten beschouwing gelaten. De eigen inkomsten worden in mindering gebracht op het 70% nabestaandengedeelte van de ANW-uitkering; niet op het eventuele inkomensonafhankelijke halfwezengedeelte van 20%. Globaal komt het erop neer dat bij een bruto inkomen van circa fl. 1.200,- per maand niet op de uitkering zal worden gekort, terwijl bij een bruto maandinkomen van circa fl. 3.800,- de maximale korting zal worden toegepast waardoor de ANW-uitkering nihil zal zijn. Bij de inkomenstoets wordt geen rekening gehouden met eigen vermogen, inkomen uit eigen vermogen, rente-inkomsten en het ABP-nabestaandenpensioen.
Er is een overgangsregeling getroffen voor degenen die per 1 juli 1996 al een AWW-uitkering ontvangen. Deze nabestaanden behouden hun recht op uitkering en krijgen in plaats van een AWW-uitkering een ANW-uitkering. Voor deze categorie zal voor degenen met een eigen inkomen pas vanaf 1 januari 1998 de inkomenstoets gaan gelden. Voor nabestaanden die geboren zijn vóór 1 januari 1941 is bepaald dat een bedrag ter grootte van 30% van het netto minimumloon buiten de inkomenstoets zal worden gehouden. Een ongehuwd samenwonende nabestaande die momenteel een AWW-uitkering ontvangt, zal pas na 1 januari 1998 geen recht op uitkering meer hebben. Voor samenwonende nabestaanden, geboren vóór 1 januari 1941, is bepaald dat zij per 1 januari 1998 nooit de gehele uitkering verliezen, maar recht houden op een inkomens-onafhankelijke uitkering ter grootte van 30% van het minimumloon. Nabestaanden die momenteel een AWW-uitkering ontvangen, behouden hun recht op een uitkering tot het moment waarop zij deze krachtens de AWW zouden verliezen.
De Raad voor Overheidspersoneelsbeleid heeft besloten tot 1 januari 1998 het gemis van een ANW-uitkering voor een bepaalde groep nabestaanden tot de pensioenleeftijd te compenseren. De compensatie geldt vanaf 1 juli uitsluitend voor nabestaanden van ABP-verzekerden die wel in aanmerking zouden zijn gekomen voor een AWW-uitkering maar geen ANW-uitkering ontvangen. Voor deze categorie wordt het gemis aan ANW gecompenseerd door een hoger nabestaandenpensioen van het ABP. De verhoging bedraagt per maand 2,5% van de ANW-uitkering (circa fl. 47,- bruto) voor elk ABP-deelnamejaar van de overledene. Als u op 65-jarige leeftijd 40 deelnamejaren zou bereiken, is de compensatie gelijk aan de gemiste ANW-uitkering (fl. 1.790,- bruto per maand). Heeft u bij doortelling tot 65 jaar minder jaren, dan is ook de compensatie lager. De gevolgen van de ANW-inkomenstoets worden binnen deze pensioenregeling niet gecompenseerd. Ruim voor 1998 zullen werkgevers en centrales van overheidspersoneel bezien welke maatregelen nodig zijn rond ouderdoms- en nabestaandenpensioen voor degenen die na 1998 nabestaande worden.

U, als ABP-deelnemer, zult een brochure van ABP ontvangen waarin zij melding maken van de verzekerings-mogelijkheden aldaar via het ABP Deelnemerplan en het ABP Partnerplan. De verzekeringen sluiten aan bij uw bestaande pensioenvoorzieningen als ABP-deelnemer. De premie voor de verzekeringen zijn fiscaal aftrekbaar voor de inkomstenbelasting. Middels een bij de brochure gevoegd offerte-aanvraagformulier kunt u vrijblijvend een verzekerings-offerte aanvragen. Met vragen kunt u terecht bij de helpdesk van ABP op werkdagen van 08.00 tot 19.00 uur, tel: 045-5796111.

Wellicht is de invoering van de ANW een goede aanleiding om eens stil te staan bij de vraag wat de financiële consequenties van een eventueel overlijden van u en/of uw partner zouden kunnen zijn. Voor uw partner zou bijverzekering een oplossing kunnen bieden ingeval van een tekort aan deelname-jaren voor de opbouw van het ABP-pensioen of voor de korting op de ANW-uitkering voor uw partner met een eigen inkomen door de inkomenstoets. Voor uzelf zou het wegvallen van een inkomen van uw partner bij overlijden en de inkomenstoets voor de ANW-uitkering waarmee u als werkende partner te maken krijgt, een (financieel) probleem op kunnen leveren dat door bijverzekering opgelost zou kunnen worden. Er zijn meerdere, fiscaal aantrekkelijke manieren om de financiële gevolgen van een overlijden te verzekeren. Laat u niet verleiden tot het nemen van overhaaste beslissingen in deze, maar laat u desgewenst adviseren door een terzake kundig (verzekerings)adviseur.