Boekbespreking

Dolen in duizend jaar antiquarische bric-à-brac

door Maurice Schaeken

Eigenlijk begint op ieder afzonderlijk moment van de dag een nieuw millennium. Geschiedschrijvers kiezen echter liever elegantere tijdstippen om een nieuw duizendjarig tijdvak te laten starten. Binnenkort doet zich weer zo’n moment voor. Als de laatste seconde van 1999 wegtikt en het nieuwe jaar voor de verandering met een 2 begint. Historicus Felipe Fernández-Armesto beschreef aan de vooravond van dat speciale moment de wereldgeschiedenis van de laatste duizend jaar. Het kreeg de toepasselijke naam Millennium.

‘Ik heb een visioen van een of ander museum in de verre toekomst’, begint Fernández-Armesto zijn boek. ‘Blikjes Cola-light staan samen met maliënkolders in een kleine vitrine met het opschrift: ‘De planeet Aarde, 1000-2000, christelijk tijdperk’.’ De nevelen der tijd zullen wijd uiteenlopende zaken tot eenzelfde vreemde primitieve cultuur laten behoren. Stoommachines en vikingschepen, de ‘ontdekking’ van thee en koffie en de mechanisering van het broodje hamburger. Een geschiedenisboek uit de verre toekomst kan alles zonder moeite op een hoop vegen. De galei en het vliegmachine passen in één zin over historische voertuigen.

Risk
Probeer de levens van ruim dertig generaties wereldburgers eens uitgebreid in een boek te persen. Een onmogelijke opgave! Het perspectief van een verre nazaat biedt de auteur de mogelijkheid zijn onderwerp tot op hoofdlijnen te reduceren. Hij beschrijft hoe het initiatief -het vermogen van sommige volken om andere te beïnvloeden- over de globe verschuift. Duizend jaar worden zo gereduceerd tot een spelletje Risk. Op een bepaald moment hebben de groene legers een grote overmacht opgebouwd vanuit hun basis in het Midden-Oosten. Een paar rondes later zijn de rode legers in Europa duidelijk de sterkste. Hoe komt dat? Waar heeft Groen het laten afweten? Waarom kreeg Rood de dominante positie? Fernández-Armesto probeert in Millenium de gebeurtenissen uit de echte wereld te reconstrueren.
In het jaar 1000 gold de islamitische beschaving als de grootste tot dan toe. Zij beheerste een gebied verspreid over drie continenten, begrensd door de Atlantische Oceaan in het westen en de rivier de Indus in het oosten. West-Europa lag in die tijd ergens aan de rand van de bekende wereld. Een lappendeken van koninkrijkjes, gebouwd op de resten van het westelijke Romeinse rijk. Rond het jaar 1000 begon voor deze uithoek van de beschaving een periode van rust. De dreiging van de Noormannen in het noorden nam af, de Hongaren in het oosten hielden zich rustig. Dit vanwege het feit dat het christendom in deze gebieden was doorgedrongen, aldus de auteur. In het zuiden kregen de Moren in Cordoba voor het eerst ongenadig op hun donder. Deze periode van rust gaf de bevolking de kans hun aandacht aan andere zaken te wijden dan aan het redden van het vege lijf. De Renaissance kon tot bloei komen. Uiteindelijk wist Europa de hegemonie van de Islam rond de zestiende eeuw over te nemen.

China
China zal gedurende het hele millenium in de ogen van toekomstige geschiedschrijvers een ‘groot onverklaarbaar continuüm’ blijven. Al die tijd zou op het grondgebied een machtig rijk blijven bestaan. Waar andere staten hun invloedssferen uitbreidde, bleef China hetzelfde. Haar politiek bleef gericht op het beschermen van de kern van het land door het controleren van haar grensgebieden. De rest van de wereld was niet belangrijk. ‘Buitenlandse betrekkingen werden doorgaans beheerst door de prettige gedachte dat China het enige deel van de wereld vormde dat telde en dat de rest van de mensheid bestond uit barbaren.’ Handelsmissies uit andere landen werden hooghartig de deur gewezen. Immers, ze konden toch niets nuttigs meenemen dat China niet al bezat. Pas bij de komst van de Engelsen met hun thee en opium ging de drakenpoort op een kier, aldus de auteur. Vanaf het jaar 1000 zou het initiatief steeds verder naar het westen opschuiven. Van de islamitische kalifaten in het Midden-Oosten, via het islamitische Ottomaanse rijk richting christelijk mediterraan gebied. Daar zou de trektocht richting noorden afbuigen om uiteindelijk tijdens de Gouden Eeuw in onze contreien te belanden. Tegenwoordig trekken de Verenigde Staten aan de touwtjes. De auteur definieert het initiatief als het vermogen om andere volkeren te beïnvloeden. In het geval van de Verenigde Staten blijkt dat overduidelijk. De wereld eet en drinkt wat zij drinken, draagt wat zij dragen en luistert naar hun muziek. Hamburgers en cola kun je op de hoek van ieder straat of plein kopen. Of dat plein nou rood is of Hemelse Vrede heet. Waarschijnlijk kom je daar ook jeans, Bruce Springsteen en de uitroep ‘shit’ tegen.

Bric-à-brac
Het onderwerp van Millenium is de beschrijving van de omzwervingen van het initiatief. Telkens tackelt de auteur een nieuwe fase in deze trektocht. Hij probeert dan een beeld te schetsen van de veranderende culturen. Hij kiest er met opzet voor niet de droge geschiedenisboekjes-feiten op te lepelen. Liever gebruikt hij ‘antiquarische bric-à-brac’: details uit dagboeken, romans, schilderijen.
Deze aanpak wijkt inderdaad af van de doorgaans droge geschiedenisboekjes, maar vormt ook een minpunt van het boek. Het doorspitten van achthonderdenvijftig pagina’s doe je niet op twee avonden, dat duurt aanzienlijk langer. De lezer heeft dan behoefte aan een duidelijke rode draad, liefst van het formaat ‘kabel’. De detail-methode degradeert zo’n kabel tot een lichtrode stippellijn. Het roept de vraag op bij de lezer: ‘Wat probeert de auteur met deze anekdote duidelijk te maken?’. Vooral omdat Fernández-Armesto niet altijd verklaart wat hij met zijn voorbeelden wil verduidelijken. Dat is jammer. Want het boek leest prettig, de anekdotes en de illustraties zijn goed gekozen. Alleen het ontbreken van een geleidelijn laat de lezer verdrinken in een duizelingwekkende hoeveelheid personen, plaatsnamen en gebeurtenissen. De tekst bevat bijvoorbeeld meer dan zevenhonderd verwijzingen naar de literatuur. Het boek geldt als één van de vertegenwoordigers van de ‘nieuwe geschiedschrijving’, wat staat voor een gebalanceerd mengsel van detail en globaal overzicht. Maar bij dit boek slaat de schaal toch iets te ver uit naar het ‘antiquarische bric-à-brac’.

Millenium, Een geschiedenis van de laatste duizend jaar;
Felipe Fernández-Armesto;
896 pagina’s, geïllustreerd, inclusief 40 pagina’s register;
uitgeverij Contact, Amsterdam 1996; ISBN 90 254 0750 1; fl. 55,-


RAMSJ

Geschiedenis van kansberekening en statistiek

Gerolimo Cardano (1501-1576) kreeg de wiskunde met de paplepel ingegoten. Zijn vader gaf les in wiskunde en perspectief-tekenen. Een beroemdheid als Leonardo da Vinci klopte regelmatig aan voor advies in meetkundige problemen. Hoewel de jonge Gerolimo koos voor een academische carrière in de geneeskunde, beperkte hij zich niet tot deze discipline. Voor de wiskunde wist hij zich ook nog wel vrij te maken, vooral als het te maken had met zijn grote liefhebberij: de kansspelen en denksport. Cardano schreef een boek hierover: ‘Liber de ludo alaeae’. Het gold als een start voor de Europese kansrekening. De kansspelen vormde een belangrijke bron van inspiratie voor deze tak van de waarschijnlijksheidrekening, die behalve de eerder genoemde kansrekening ook nog de statistiek omvat. Beroemde Nederlandse geleerden droegen hier ook hun steentje aan bij. Zo was de uitvinder van het slingeruurwerk Christiaan Huygens ook niet vies van het wagen van een kansje, getuige zijn bijdrage aan het boek: ‘Rekeningh van spelen van geluck’.
Toen Europa voorzichtig zijn eerste schreden op het gebied van de waarschijnlijksheidsrekening zette, kende het Verre Oosten al een lange traditie in deze tak van sport. Zo publiceerde de Indiase astronoom, wis- en werktuigbouwkundige Bhascara Acharia (1114-1185) al over dit onderwerp. Zijn belangrijkste werk Sidd’hanta-siromani behandelt bijvoorbeeld onderwerpen als variatie, permutatie en combinatie. Het is gezien de verre verwijdering in afstand en tijd onwaarschijnlijk dat de Europese pioniers op dit gebied dit werk gelezen hebben.
Geschiedenis van kansrekening en statistiek geeft een korte biografie van een aantal hot shots op het gebied van waarschijnlijkheidsrekening. Naast eerder genoemde pioniers als Acharia en Cardano komen statistische sterren als Bernouilli, De Laplace, Galton en Gosset aan bod. En passant behandelt het boekje ook hun voornaamste theorieën en ontwikkelde statistische gereedschappen, een greep hieruit: binominaalrekenen, de student’s t-test, correlatie en poissonverdeling.
Auteur Van der Vlis combineerde interessante biografische aspecten met korte wiskundige theorie. Hoewel dit laatste niet altijd uitblinkt door duidelijkheid, blijft het concept wel overeind staan. Een vlot leesbare inleiding voor diegenen die nog geen kaas van het onderwerp gegeten hebben. Voor hen die de statistiek van haver tot gort kennen, biedt het boek leuke achtergrondinformatie. Wie is die student uit de student’s t-test. Wie is de Poisson van de poissonverdeling?

Geschiedenis van kansrekening en statistiek ir. J.H. van der Vlis uitgeverij Pandata, 1989 bij De Slegte voor fl. 6,95

In de rubriek Ramsj beschrijft Maurice Schaeken regelmatig welke interessante wetenschapsboeken in ongenade vielen, en die dus voor een sterk gereduceerde prijs te verkrijgen zijn.