Schuimbekken
‘Zullen we weer met die feuten gaan fusbussen?’, vroeg Kees verlekkerd aan zijn huisgenoot. Sander viste twee flesjes Brouwmeester uit het krat waar hij op zat en plopte met het ene flesje de andere open. De dop vloog tegen de schuine wand van zijn riante zolderkamer. ‘Fuckaduck, een nieuw record, zet jij effe een streepje Kees?’ De lange roeier viste een stift uit zijn gele overall en trok op ooghoogte een lijntje. ‘Bart en de Slak komen langs met een groepje introkindjes’, zei Sander, ‘en als dat weer net zulke nerds zijn als vorig jaar, is er lekker veel bier voor ons.’ ‘Ja fantastisch, zuipen op kosten van de TUE, heb je het bonnetje bewaard?’
De Slak en Bart zaten ondertussen met hun groepje aanstaande informatici in café de Schuimkraag. Ze hadden het dit jaar wonderbaarlijk goed getroffen. Ze hadden maar twee jongetjes met donssnorretjes en vierkante brilletjes en maar één geheelonthouder. ‘Snor, negen bier en één cola’, riep de Slak naar de barman. ‘Waarom doet jouw kroeg niet mee aan de kroegentocht Snor?’ ‘Ik houd mijn etablissement liever exclusief’, was het antwoord. De Slak keek even naar de inrichting van zijn stamkroeg. De designer-krassen in de bar, de geraffineerde mix van notendoppen en peuken op de vloer. ‘Ah ja, ik begrijp het. Mannen, zullen we eens aankarren naar onze rondleiding in een authentiek Eindhovens studentenhuis.’ Buiten stond een kluitje fietsen aan een lantaarnpaal, zes nieuwe en twee hele oude wrakken. ‘Bij wie kan ik achterop’, vroegen Bart en de Slak tegelijk. Na één intro rondgefietst te hebben met introgangers achterop die zelf geen fiets hadden, was het voor de twee vrienden een sport geworden om tijdens intro’s nooit zelf te hoeven fietsen.
De deur van het studentenhuis waar ze even later aankwamen was luchtdicht geplamuurd met Thêta-stickers door wedstrijdroeier Kees. Onder de bel hing een stukje karton: ‘Kees, 2x bellen, niet na tien uur’ ‘Sander, 3x bellen, niet voor twaalf uur’. De Slak drukte vijf keer op de knop. Er gebeurde niks. ‘Geeft niks, komt vaker voor, we gaan wel even achterom.’ De achterdeur bleek open en Bart en de Slak begonnen maar vast met de rondleiding, daarvoor kenden ze het huis van hun vrienden al goed genoeg. ‘Hieronder vind je de keuken’, wees Bart op een stinkende berg vaat, ‘altijd gevaarlijk aan het einde van de vakantie.’ ‘Dan ziet u nu links de verkeersbordencollectie, maar ik zie dat u meer aandacht hebt voor de pornolat aan uw rechterhand.’ Al gebarend bereikten de introhelden de zolder. Daar troffen ze een laveloze Sander aan die probeerde op een half pijpje bier te fluiten. Pruttel, pruttel, ‘deeszu doejt het niej meer Kees.’ ‘Gooi maal uit het laam’, was het antwoord van de meer dan aangeschoten gele overall. Bonk. ‘Geintje, we hebbe helemaal geen laam’, lispelde Kees. Het flesje landde op een grote berg glaswerk, ten teken dat dit grapje niet nieuw was. Op dat moment zagen de zatlappen dat ze toeschouwers hadden. ‘Ha, daar hebben we Slart en de Bak, of zoiets en ik zie dat je wat feuten voor ons heb meegenomen. Willen jullie een lekker pilsje van ome Sander, jongens?’ Sander veegde wat overtollig haar uit zijn ogen en begon in een krat te grabbelen. ‘Shit!’, zei hij, ‘maar jullie lusten toch vast veel liever jus, hè jongens.’

Rati

Schuimbekken is een wekelijks terugkerend feuilleton over een groep studenten, die als vaste uitvalsbasis voor hun activiteiten het café De Schuimkraag hebben.