Dalende populariteit wiskunde moeilijk te verklaren

door Alice Pillot & Gerard Verhoogt

‘Veel scholieren menen te weten wat hen te wachten staat, ze denken dat het vak heel saai is. Men zegt dat het een moeilijke studie is, omdat er een groot verschil bestaat tussen het middelbaar en het wetenschappelijk onderwijs. Veel scholieren zien de praktische toepassingen van het vak niet.’ Dat antwoordden eerstejaars en hun begeleiders van de faculteit Wiskunde op de vraag waarom er zo weinig studenten wiskunde gaan studeren. In dit eerste deel van een drietal artikelen over de malaise in het wiskunde-onderwijs besteedt Cursor aandacht aan de vraag waarom scholieren niet voor een universitaire studie wiskunde kiezen. Daarna komen de gevolgen hiervan en mogelijke oplossingen aan de beurt.

Een telefonische enquête onder diverse decanen van het Eindhovens voortgezet onderwijs naar mogelijke oorzaken van het tanend enthousiasme voor wiskunde, leverde vergelijkbare antwoorden op. Is er op school minder animo voor het vak wiskunde? ‘Zeker niet’, zegt decaan Lou Niessen van het Van Maerlantlyceum in Eindhoven. ‘Integendeel. Vaak wordt Wiskunde B gekozen als onderdeel van een ‘zwaar pakket’. Dat geeft status. Blijkt vervolgens dat het te moeilijk is, dan switchen leerlingen naar Wiskunde A.’
Decaan Flip Godefrooij van het Augustinianum: ‘De resultaten van Wiskunde B zijn in vergelijking met andere vakken matigjes: de knappe koppen, die voor vakken als natuurkunde, scheikunde en biologie achten op hun eindlijst hebben, komen vaak niet verder dan een zesje voor wiskunde.’ Een verklaring kan zijn dat de andere B-vakken aanschouwelijker zijn, waarbij ook veel proeven worden gedaan. Dat bevordert het spelenderwijs leren en het plezier in het vak.

Imago
Is het vak wiskunde misschien moeilijker geworden?
Godefrooij: ‘Volgens de wiskundeleraren niet. Het is eerder zo dat de leerlingen gemakzuchtiger zijn en veel tijd en energie besteden aan materiële zaken en tv-kijken. Ook het actief sport beoefenen moet niet onderschat worden: wie op een redelijk niveau in een team speelt moet vaak twee, drie keer in de week trainen. Als je dan om acht uur doodmoe thuiskomt, schiet het huiswerk erbij in.’
Maar de klacht over het consumentisme van leerlingen is algemener: ze zouden zich teveel laten leiden door wat de televisie propageert, door materiële zaken en oppervlakkigheden. Maar er speelt ook nog een ander imagoprobleem mee. Het kiezen van een zwaar pakket op de middelbare school geeft enerzijds status, maar voor de betere leerling dreigt al gauw het etiket ‘stuudje’. In het ergste geval krijgt die scholier hetzelfde negatieve imago als de wiskundige: dat van het wereldvreemde jongetje, dat niet naar meisjes kijkt, altijd met zijn pc bezig is, kortom de ‘nerd’.

Voorlichting
Daarnaast is de verwachting ten aanzien van de materiële status van de afgestudeerde wiskundige is niet erg hoog, wellicht ten onrechte. Maar ook de faculteit zelf krijgt een veeg uit de pan. Volgens Paula Verstegen, decaan van het Lorentz Lyceum, weten ook de leraren en de decanen onvoldoen-de over de wiskunde-studie: ‘Vanuit de universiteit zou best eens meer zicht gegeven mogen worden op de aantrekkelijke kanten van de studie en op de mogelijkheden na het afstuderen.’ Of zoals een van de eerstejaars het verwoordde: ‘Het is moeilijk om er goede informatie over te krijgen, je moet er echt voor zoeken en er wordt weinig reclame voor gemaakt.’
Of de terugloop door ontoereikende voorlichting komt betwijfelt Peter van Dam, hoofd voorlichting van de TUE. Hij verwijst naar de al jaren landelijk dalende trend voor de universitaire wiskundestudie. De enquêtecijfers van de voorlichtingsdagen wijzen ook niet op een falend voorlichtingsbeleid, maar zijn anderzijds niet betrouwbaar genoeg door de kleine aantallen studenten, waardoor één of twee andere meningen de percentages te veel beïnvloeden. Wel zet Van Dam vraagtekens bij het enthousiasme van de faculteit zelf en vraagt hij zich af hoe de contacten met de decanen op de middelbare scholen zijn.

Kangoeroewedstrijd
Dr. Hennie ter Morsche, onderwijsdirecteur en vice-voorzitter van de faculteit Wiskunde, noemt de bevindingen over de voorlichting een verrassing, al vindt hij de aanpak van de Universiteit Twente wel ‘erg fanatiek’. Ter Morsche: ‘Ik denk niet dat we er komen door meer posters op te hangen of met meer brochures te gaan zwaaien. Bij de voorlichting op middelbare scholen merken we dat er steeds minder geïnteresseerden komen.’ Het probleem is volgens hem toch op de eerste plaats landelijk en zit hem mede in het voortraject. Met de drie TU’s wordt het probleem nu ook landelijk aangepakt, zoals met de landelijke Kangoeroewedstrijd. Die wordt vanuit de TUE georganiseerd en is het afgelopen jaar voor de tweede keer gehouden voor scholieren van de eerste en tweede klas. Daarmee wordt het vak wiskunde gepro-moot als leuk, zinvol en niet alleen voor scholieren met een wiskunde-knobbel.
Ter Morsche erkent wel het ontbreken van een beroepsperspec-tief: ‘In advertenties wordt nergens specifiek om een wiskundig ingenieur gevraagd, maar wèl om bijvoorbeeld een werktuigbouwkun-dig ingenieur. Onze studenten solliciteren met succes op allerlei banen waar hun studie van pas komt. Alles bij elkaar vindt Ter Morsche dat de TUE het niet slecht doet. De meeste contacten heeft de faculteit met de docenten op de middelbare school en die noemt hij goed; het contact met de decanen daarentegen is minder frequent. Ter Morsche: ‘Maar als de voorlichting te kort schiet zullen we er serieus aandacht aan besteden.’ Zo heeft de faculteit ook een videofilm ter beschikking en wie die wil (laten) zien hoeft maar te bellen.


Wiskunde in het nauw

Door de dramatische daling van het aantal eerstejaars bij Technische Wiskunde (33 procent) is de TUE landelijk koploper in negatieve zin. Elders stijgt de belangstelling voor Wiskunde (bij Twente met 6 procent), of blijft die gelijk. De cijfers moeten wel bezien worden tegen de achtergrond van de al enkele jaren bestaande dalende tendens voor een universitaire studie wiskunde. Bij sommige faculteiten worden de absolute aantallen zo klein dat het voortbestaan in het nauw komt. In dat verband noemde de landelijke visitatiecommissie de faculteiten van de beide Amsterdamse universiteiten en Groningen. De aantallen eerstejaars waren daar in het vorig studiejaar tussen de veertien en de twintig. De faculteit Wiskunde op de TUE telt momenteel 44 eerstejaars, tegen 54 vorig jaar. Dat betreft studenten die zich hebben opgegeven voor wiskunde (20) of voor een van de combinaties: wiskunde/informatica (18) en wiskunde/natuurkunde (6).