Rector magnificus prof.dr. Martin Rem: ‘Opleidingen moeten tot mondiale top behoren’

door Fred Gaasendam

‘We moeten ervoor zorgen dat onze opleidingen tot de mondiale top behoren, ook ons onderzoek moet op een aantal gebieden deel uitmaken van de mondiale top en we moeten een open, toegankelijke positie innemen in het maatschappelijke en industriële netwerk.’ Met deze zin vatte prof.dr. Martin Rem de inhoud van zijn rede samen waarmee hij het academisch jaar aan de Technische Universiteit Eindhoven opende.

Rem verdeelde het onderwijs aan de TUE in drie categorieën: onderwijs aan studenten, onderwijs aan ontwerpers en onderwijs aan doctors in spe.
Met betrekking tot de eerste categorie stelde Rem dat de TUE studenten zodanig moet opleiden dat ze ‘om het zomaar te zeggen ‘nog lang meekunnen’.’ Rem: ‘Lang meekunnen vereist dat we in het onderwijs nadruk leggen op de vaardigheid om te ‘leren leren’, meer dan op het bijbrengen van feitenkennis. Daartoe moet ook al in de lagere jaren van de studie het onderzoek met het onderwijs worden verweven.’
Rem pleitte er in zijn rede voor de ingenieursopleidingen aan de TUE internationaler te maken door meer buitenlandse docenten of gastdocenten aan te trekken, door actiever buitenlandse studenten te werven en door sterker te stimuleren dat studenten onderdelen van hun studie aan buitenlandse instellingen volgen. Ook bepleitte hij, gezien de volgens hem centraler wordende positie van de mens binnen de techniek, meer aandacht in de opleiding voor het samenspel tussen mens en techniek. Hij noemde dit vooral een interessant werkterrein voor de opleiding TEMA. Met betrekking tot de ontwerpersopleiding benadrukte hij nog eens het grote aandeel dat de TUE landelijk inneemt: een kleine 60 procent van alle ontwerpers is in Eindhoven opgeleid. Nog deze maand zal de duizendste ontwerper zijn of haar diploma krijgen.
Bij het onderwijs dat opleidt tot het doctoraat is een ontwikkeling gaande ‘waar we als technische universiteit alert op moeten zijn.’ Volgens Rem is de zuigkracht van het Nederlandse bedrijfsleven voor ingenieurs de laatste tijd zo groot dat het gevaar dreigt dat getalenteerde ingenieurs niet meer kiezen voor de weg naar de dissertatie. Overigens onderscheidde hij nog een vierde vorm van onderwijs, namelijk privaat gefinancierd onderwijs in de vorm van continuing education. Hij verwacht voor de komende tijd een sterk groeiende behoefte aan dit soort onderwijs.

Speerpuntgebieden
Ten aanzien van het onderzoek stelde professor Rem dat dit aan een technische universiteit in het algemeen toepassingsgericht is. Uiteindelijk gaat het erom technische producten en diensten te verbeteren. ‘Maar goed toepassingsgericht onderzoek roept vragen op van een fundamenteel karakter. Het kan daarom niet zonder begeleidend en ondersteunend fundamenteel onderzoek.
Toepassingsgericht onderzoek krijgt zijn inspiratie uit specifieke, maatschappelijke problemen. Dat zijn problemen en vragen die zich voordoen in bedrijven of in de maatschappij in het algemeen. Het probleemoplossend onderzoek is een belangrijke inspiratiebron voor de universiteit’, aldus Rem.
Met betrekking tot onderzoek zal de universiteit keuzes moeten maken, wil het tot de wereldtop behoren. ‘We zullen een beperkt aantal, een stuk of drie, ‘speerpuntgebieden’ moeten kiezen, waarop we de hele trits van fundamenteel tot probleemoplossend onderzoek beoefenen. Het proces van convergentie naar enkele speerpunten is één van de belangrijkste taken waar de universitaire gemeenschap de komende tijd voor staat.’
De TUE wil volgens Rem een actieve internationale rol spelen. Dan moet je er ook voor zorgen dat je internationaal in het centrum van de belangstelling staat, zo meende hij. Als voorbeeld van inspanningen op dat gebied noemde hij Eurandom, het Europese onderzoekinstituut voor stochastische wiskunde, dat zeer waarschijnlijk in Eindhoven komt.

Kloof
Tot slot ging Rem in op de naar zijn idee nog steeds bestaande kloof tussen academische wetenschap en industriële toepassing. Dat is geen van de probleem van de TUE alleen, maar een mondiaal probleem. Hoe dichten we het gat tussen onderzoek en product? Rem gaf enige mogelijkheden: samenwerking op basis van persoonlijke contacten, inschakeling van bemiddelende organisaties als de Innovatiecentra, het door de TUE zelf in het leven geroepen Liaisonbureau en de Universitaire Technologische Instituten (UTI’s). Overigens verwachtte hij dat de TUE ook tot een hechtere dialoog met het bedrijfsleven kan komen door vruchtbare samenwerking met TNO. In zijn rede merkte hij verder op: ‘De vraag hoe wij ons intern moeten organiseren om de samenwerking met het bedrijfsleven zo effectief mogelijk te laten zijn, is een kwestie waar de komende tijd veel aandacht aan zal worden besteed.’