Overdag daken ontwerpen, ‘s avonds stappen

door Siem Simonis

Bij het woord vakantie denken velen aan het buitenland; een paar weken weg van studie of werk. Vreemde plaatsen bezoeken of languit op het strand liggen. Je vrije tijd gebruiken om in de zomermaanden een cursus te doen, is voor de meesten niet de eerste gedachte. Toch trekken tientallen studenten in de zomer naar het buitenland om aan een andere universiteit twee weken onderricht te krijgen in uiteenlopende onderwerpen. Het fenomeen heet summercourse. De cursussen worden georganiseerd door Board of European Students of Technology (BEST), een internationale studentenorganisatie. Zo’n veertig Europese universiteiten hebben een BEST-vestiging.

Wat bezielt een technisch student om twee weken strand op te offeren en in de buitenlandse col-legebanken te gaan zitten? Sjoerd Paalvast, vierdejaars scheikundestudent, ging in juli naar Tallinn, de hoofdstad van Estland. Daar werd door de Estlanders de cursus ‘The theory of organization development’ verzorgd. Paalvast vertelt waarom hij op summer-course wilde: ‘Ik wilde graag studenten uit andere landen ontmoeten. Dus ben ik bij BEST Eindhoven langs gegaan. Ik kon daar kiezen uit ruim dertig verschillende summercourses.’ Waarom is de keuze juist op Estland gevallen? Paalvast: ‘Het onderwerp en het land spraken mij aan, vooral omdat Estland een erg jonge parlementaire republiek is. Je moet ook echt gemotiveerd zijn voor de cursus, want de verschillende universiteiten krijgen heel veel aanvragen. Om uitgekozen te worden, dien je een aanvraagformulier met motivatie en CV op te sturen.’ Maar een summercourse blijkt niet alleen te bestaan uit leren. Paalvast vertelt dat er genoeg ruimte is voor ontspanning: ‘Bijna iedere dag zijn er excursies, waardoor je een hoop te zien krijgt van het land. En ‘s avonds is er tijd om te feesten. Wat dat betreft zijn studenten over de hele wereld hetzelfde.’

Daken
BEST Eindhoven regelt niet alleen de uitzending van Eindhovense studenten naar het buitenland, maar verzorgt zelf ook een summercourse. De afgelopen twee weken waren 28 buitenlandse studenten uit 13 verschillende landen te gast aan de TUE. De cursus die zij hier volgden was getiteld ‘Sustainable development, the life-cycle’. Een life-cycle analysis (LCA) is het onderzoek naar de uitwerkingen van een product op het milieu. Bij het onderzoek worden alle effecten bekeken, van produc-tie via gebruik tot afval, danwel recycling. De 28 technisch studenten stortten zich op de milieu-effecten van daken, platte daken om precies te zijn. De cursus werd gegeven door Danie Oomen, medewerker van de vakgroep Fysische Aspecten van de Gebouwde Omgeving van de faculteit Bouwkunde. Oomen werkt daar aan een project getiteld ‘Het leven van daken’. Hij leerde de studenten om met behulp van het computerprogramma Sima Pro zelfstandig LCA’s te maken. Sima Pro kan de milieu-effecten van gekozen bouwmaterialen vergelijken met de gemiddelde milieu-effecten op een Europese burger per jaar.
Oomen was uitermate tevreden over de resultaten. ‘Ondanks enkele tegenslagen hebben de studenten veel bereikt.’ Een plat dak is opgebouwd uit zo’n vijf verschil-lende lagen: een onderconstructie, een dampremmende laag, het iso-latiemateriaal, de dakbedekking en eventueel nog een toplaag. De studenten werden opgedeeld in tien groepen, die ieder van één laag de effecten onderzocht bij gebruik van twee verschillende materialen. Op die manier zou het mogelijk moeten zijn een ideaal dak op te bouwen, waarbij voor iedere laag uit vier bouwmaterialen gekozen kan worden.
Van ieder materiaal onderzochten de studenten de effecten van pro-ductie van het dak tot afvalverwer-king op verschillende milieuaspecten. Zo werd er onder andere gekeken naar de uitwerking op het broeikaseffect, smogvorming, verzuring, energiegebruik en de ozonlaag. In sommige gevallen bleek het maken van een keuze voor een materiaal niet zo eenvoudig. Bij gebruik van gerecycled staal voor de onderlaag in plaats van nieuw materiaal verkrijg je bijvoorbeeld een sterke verlaging van de emissies van zware metalen. Het effect op onder andere smogvorming, het broeikaseffect en energiegebruik is echter negatief. De meeste deelnemers concludeerden dat de keuze van materiaal dan eerder een financië le of politieke afweging is dan een technische. Een eensluidend resultaat van alle cursusgangers was dat de onderconstructie de grootste effecten op het milieu heeft. De keuze van de bouwer om hiervoor bijvoorbeeld staal, hout of beton te gebruiken is belangrijker dan zijn keuze voor het type isolatie. In Zweden is het gangbaar om veel hout te gebruiken bij het bouwen van huizen. Voor Helena Eriksson, een derdejaars werktuig-bouwkundestudente uit Stockholm, leek dit materiaal dan ook het milieuvriendelijkst. Het was voor haar dan ook een verrassing dat in Nederland het gebruik van beton minder nadelige effecten op het milieu heeft dan het gebruik van hout. Zij concludeerde echter dat deze effecten in ons land hoofdzakelijk te wijten zijn aan het transport van het hout, waarvoor veel diesel nodig is.

Stelletjes
Eriksson vertelt dat in Eindhoven de summercourse niet alleen uit werken bestaat. ‘In de ochtend hadden we lessen, ‘s midags stonden er vaak excursies op het programma. We zijn in Amsterdam en Maastricht geweest, hebben het Evoluon en de brouwerij van Bavaria bezocht en zijn gaan boogschieten.’ Waarom wilde Eriksson zo graag naar Nederland op summercourse? ‘Eindhoven werd mij aangeraden door een vriend die hier had gestudeerd. En bovendien was ik nog nooit in Holland geweest.’ Eindhoven blijkt bij Europese studenten een zeer populaire bestemming te zijn. Op de BEST-kamer vielen maar liefst 241 aanmeldingen op de mat. Als leukste ervoer Eriksson de hechte band die je zo snel met de andere studenten opbouwt: ‘Al na twee dagen had je het gevoel elkaar een eeuwigheid te kennen. Je trekt dan ook bijna twintig uur per dag heel intensief met elkaar op. Bij zo’n vol programma is er voor slapen weinig tijd. De groep viel iets uiteen toen er zich stelletjes begonnen te vormen. Na twee weken telde het gezelschap maar liefst acht paartjes. De rest noemde zichzelf een beetje spottend de left-overs.’
Eriksson kan nu enkele opmerkelijke verschillen aangeven tussen haar eigen land en Nederland: ‘Ik sliep in een studentenhuis aan het Francklinplein. Dat is om de hoek van het red-light-district. Ik ben er in Eindhoven pas achter gekomen waarom zo’n buurt zo heet. Ik vond het geen smakelijk gezicht. Van Amsterdam verwacht je dat, maar van Eindhoven niet. De eerste week van ons verblijf was het introfeest in de Bunker. Dat is vergelijkbaar met hoe wij dat in Stockholm vieren.’ Overigens was ze niet te spreken over de grote hoeveelheid gebroken glazen. ‘Veel Nederlanders hebben de mond vol van hun milieubewustzijn, maar de studenten tappen hier niet eens in glazen van hard plastic. Ook vind ik het vreemd dat in Nederland geen statiegeld zit op aluminium blikjes.’ Nederland blijkt op het gebied van duurzaamheid dus nog best het een en ander te kunnen verbeteren.