Boekbespreking

Was Winnie-de-Poeh een Heel Belangrijk Filosoof?

Bijna zeventig jaar geleden maakte de wereld voor het eerst kennis met Winnie-de-Poeh. Generaties kinderen groeiden op met de klassieke avonturen van deze Honing Etende Beer. Poeh staat te boek als ‘een beer met een klein beetje verstand’. Of precieser: ‘een Beer met maar een Heel Klein Beetje Verstand’. Toch blijken ook in het dierenrijk stille wateren diepe gronden te hebben. De teksten die auteur Alan Alexander Milne de Vriendelijke Beer in zijn wollige snuit legt, getuigen immers van Grote Filosofische Diepgang. Lees het boek van John Tyerman Williams Poeh en de Filosofen er maar op na.

De Europese wijsbegeerte begint bij de Grieken. Hun hersenspinsels vormen het fundament onder de hedendaagse denkwereld. Of anders geformuleerd: het Europees filosofisch denken wordt gevormd door een reeks voetnoten bij Plato. Toch klopt dit niet, laat John Tyerman Williams ons weten. Dat wil zeggen: niet helemaal. Williams: ‘Het enige wat ons te doen staat is ‘Plato’ wissen, ‘Winnie-de-Poeh’ invoegen, en ‘een reeks voetnoten’ veranderen in ‘een reeks inleidingen’.’ Williams stelt namelijk dat in de twee klassieke kinderboeken Winnie-de-Poeh en Het huis in het Poeh-hoekje de gehele westerse filosofie de revue passeert. Althans die van voor 1926, wanneer de Gezellige Beer voor het eerst het levenslicht ziet. De filosofen van na die tijd hadden natuurlijk het geluk uitgebreid kunnen putten uit deze Wijsbe(ge)rige Hoogtepunten.

Wijsberige
Poeh beschrijft zichzelf herhaaldelijk als ‘een Beer met een Heel Klein Beetje Verstand’. De Wijsbegerige Beer doet dit niet om zijn Wijsberige achtergrond te ontkennen, beweert Williams. Poeh doet in wezen niets anders dan de Socratesiaanse traditie van vragenstellen voortzetten. Uit de geschriften bleek namelijk dat deze Griekse wijsgeer voortdurend onwetendheid veinsde bij zijn beroemde confrontaties.
De rationalisten hadden eveneens geen geheimen voor de Zeer Scherpzinnige Beer. Zeventiende-eeuwse rationalisten als Descartes, Spinoza en Leibniz vertrouwde in de macht van louter rede om de macht van het heelal te ontdekken, weet Williams moeizaam te beschrijven. Poeh kan daarentegen hun filosofie kort en krachtig illustreren. Hij gebruikt daarvoor de beeldspraak van zijn Lievelingskostje Honing: ‘De enige reden waarom je een bij bent is dat je honing maakt’. Uiteraard heeft de Beer ook kritiek op de denkbeelden van Descartes cum suis. Hij laat dit de buitenwereld weten middels zijn vlijmscherp commentaar: ‘Maar met bijen weet je nooit’.

Wittgenstein
Williams laat de geschiedenis van de wijsbegeerte aan de lezer voorbijtrekken. De oude Grieken (Plato, Aristoteles e.a.), de zeventiende-eeuwse rationalisten, de Britse empiristen (van Locke tot Mill). Wanneer Williams bij zijn hoofdstuk ‘Poeh en de Britse empirische traditie’ belandt (Russell, Ayer, Popper, Wittgenstein) raakt hij in een lastig parket. Immers deze filosofen hebben uitgebreid de kans gehad om uit Poeh’s werk te putten. De schrijver stapt hier echter overheen.
Poeh blijkt overigens een uitstekende toelichting te verschaffen op Wittgenstein’s opmerking: ‘De betekenis van eenvoudige tekens (woorden) moet ons verklaard worden, willen wij ze begrijpen.’ Vergelijk het met het citaat: ‘Wel’, zei de Uil, ‘de geijkte procedure in zulke zaken is de volgende....’ ‘Wat wil dat zeggen, gekke proosduur?’, vroeg Poeh. ‘Want zie je, ik ben een Beer met maar een Heel klein Beetje Verstand, en van lange woorden raak ik in de war.’ ‘Het wil zeggen: dat wat er gedaan moet worden’. ‘Goed, als het dàt betekent, dan heb ik er vrede mee’, zei Poeh nederig. Onbegrijpelijk dat vele Ursinologen naar dit citaat verwijzen als bewijs van Poeh’s linguïstische beperkingen, fulmineert Williams.

Schriftgeleerde
Na deze late vertegenwoordigers van het empirisme maakt auteur Williams weer rechtsomkeer in de tijd, om terug te grijpen op de Duitse filosofen Kant, Hegel en Nietzsche. Van deze laatste wijsgeer kenmerkt zijn ‘Aldus sprak Zarathustra’ zich door vele Poehiaanse verwijzingen. Wat te denken van het hoofdstuk: ‘Het honingoffer’ of watertandende citaten als ‘Gele, witte, fijne, ijskoude gouden honing’. Tot slot komt het existentialisme aan bod, met als vertegenwoordigers Marcel, Heidegger, Sartre en Camus.

John Tyerman Williams behandelt de twee boeken van Poeh als een schriftgeleerde. Citaten van de Belangrijke Beer en zijn vriendjes in het bos worden zorgvuldig tegen het licht gehouden. Williams gebruikt het gedachtengoed van allerlei filosofische scholen als commentaar bij die citaten. De stijl van een schriftgeleerde maakt het werk af en toe taai. De citaten uit Poeh vormen dan prettige en lichtvoetige intermezzo’s. De tekeningen uit Poeh en de Filosofen zijn orginele illustraties van Ernest Sheppard.

Poeh en de Filosofen; John Tyerman Williams; 192 pagina’s, geïllustreerd; uitgeverij Sirius en Siderius, Den Haag 1996; ISBN 9064411069; fl. 24,50


Poeh krijgt onderricht in managementprincipes

Roger E. Allen is management-consultant. Hij helpt organisaties hun zaakjes beter te regelen. Winnie-de-Poeh is een Zeer Belangrijke Beer. Hij wandelt door het woud op zoek naar zijn Lievelingskostje Honing. Als Allen op een dag een bezoekje aan het bos brengt, probeert hij Poeh in te wijden in de basisbeginselen van Management. Daartoe gebruikt hij voorbeelden uit de avonturen die de Zeer Belangrijke Beer met zijn vriendjes beleefd heeft.
De resultaten van zijn tête-à-tête met de Poeh heeft hij in een boek gegoten: Winnie-de-Poeh en Management.

Dingen worden bestuurd. Of het nu gaat om fietsen, auto’s of de boot naar Engeland. Mensen worden daarentegen ‘gemanaged’. Neem nou de voetbalclub, de elektronicagigant of het softwarebureau. Managers trekken aan de touwtjes als het om het leiding geven aan werknemers gaat. Er gelden dan andere regels. Een ruk aan het stuur doet de auto een andere kant inslaan. Maar hoe zorg je er nu voor dat het met je bedrijf de goede kant opgaat? Sinds de wetenschap management als onderzoeksgebied ontdekt heeft, verschijnen er met de regelmaat van de klok nieuwe theorieën over ‘hoe het allemaal zou moeten’. Roger E. Allen stelt dat het allemaal gaat om oude wijn in nieuwe zakken. Een nieuwe goeroe verwoordt slechts dezelfde achterliggende gedachten, maar giet ze in een nieuw trendy jasje.

Basisprincipes
Leidinggeven bestaat volgens Allen uit slechts zes basisprincipes: doelen stellen, organiseren, motiveren, mensen ontwikkelen, communiceren, meten en analyseren. Als het ergens fout gaat, komt dat omdat er gezondigd wordt tegen een van deze fundamenten. Winnie-de-Poeh en Management verhaalt in de typische stijl van het orgineel over de zes basisprincipes.
‘Man-age-ment. Dat is wel een heel lang woord.’ Poeh peinsde. ‘Bedoelen ze daar iets goeds mee, zoals eh...Honing?’ Van ieder principe legt Allen de belangrijkste regels uit. ‘Zijn daar regels voor?’, vroeg Poeh. ‘Ik hou wel van regels. Dan weet ik of ik iets op de goeie manier doe.’
Zo bestaan er bijvoorbeeld zes regels voor effectieve communicatie: communiceren is uitwisseling van informatie; deze informatie moet duidelijk en volledig zijn; deze informatie moet zinvol zijn voor degene die hem ontvangt; vraag om bevestiging als de verschafte informatie begrepen is; hoe meer verschillende manieren van informatie geven, hoe duidelijker, mits consequent. ‘Ik zou zo denken’, zei Poeh, ‘dat het uit twee delen bestaat.’ ‘Dat is indisputabel’, zei Uil. ‘Zelfs oppervlakkige observatie wijst uit dat er ongetwijfeld een initiële declaratie is en dan een finale frase.’ ‘O’, zei Poeh, ‘ik dacht dat het uit twee delen bestond.’
Allen behoudt de stijl die Poeh’s orginele auteur Mills zeventig jaar geleden al gebruikte. Hoewel geschreven als een kinderboek wordt het zeker niet flauw. Het leest juist wel prettig weg. Ook Winnie-de-Poeh en Management gebruikt de orginele tekeningen van Sheppard.

Winnie-de-Poeh en Management; Roger E. Allen; 187 pagina’s, geïllustreerd; uitgeverij Sirius en Siderius, Den Haag 1995; ISBN 9064411050; fl. 27,50


Poeh is een ongekerfd blok

Het concept van Poeh en de ... is niet nieuw. In 1984 verscheen al De Tao van Poeh op de Nederlandse markt. Auteur Benjamin Hoff weet op Zeer Vermakelijke en Duidelijke Wijze een eeuwenoude Oosterse filosofie toe te lichten. Poeh fungeert daarbij als lopende illustratie van een van de belangrijkste Taoïstische principes: P’oe (!), oftwel het Ongekerfde Blok. Dit boek bevat ook illustraties uit het oorspronkelijke werk. In Tao van Poeh zijn de tekeningen echter nog een stapje orgineler als in de andere twee boeken. Ze zijn namelijk nog niet vertaald!

De Tao van Poeh; Benjamin Hoff; 168 pagina’s, geïllustreerd; uitgeverij Sirius en Siderius, Den Haag 1984; ISBN 906441064X; fl. 22,50