Architectuur: onderwijs en praktijk

door Moniek Stoffele
Ieder jaar sturen alle opleidingen architectuur, stedebouw en landschapsarchitectuur hun beste afstudeerwerken in om mee te dingen naar de Archiprix. Dit jaar was deze prijs de aanleiding tot een discussie-avond in Qafé, op maandagavond in Plaza Futura. De jury was dit jaar namelijk niet erg te spreken over de manier waarop de studenten van de probleemstelling tot het uiteindelijke ontwerp kwamen; men constateerde een te groot verschil tussen het theoretische en praktische deel. Voor de discussie-avond, met als thema ‘Archiprix: onderwijs en praktijk’ waren drie sprekers uitgenodigd en een co-referent. ‘Iedereen bouwt in Eindhoven, behalve de Eindhovense architecten’, is een veelgehoorde opmerking, aldus Hilde Blank, coördinator Stedebouw van de gemeente Eindhoven. Om hier verandering in te brengen, stelde de gemeente een prijsvraag in voor net afgestudeerden van de faculteit Bouwkunde van de TUE. Voor deze prijsvraag, het Jong Architecten Initiatief (JAI), werd dezelfde formule gebruikt als bij de Archiprix. De jonge architecten werden begeleid door een professioneel architectenbureau, om op die manier zoveel mogelijk te leren. Er werden zo min mogelijk randvoorwaarden gesteld en het was geen vrijblijvende competitie; het winnende ontwerp zou gerealiseerd worden.
De volgende spreker, Wouter Thijssen, was genomineerde van de TUE voor de Archiprix in 1993 en winnaar van het JAI in 1995. Hij toonde zijn winnend ontwerp uit 1995, een woningbouwcomplex aan de Gerard Noodtstraat in Eindhoven. ‘Bij het afstuderen weten de studenten nog maar weinig over de realiteit van het bouwen, in het onderwijs wordt geen rekening gehouden met regels en strategieën’, aldus Thijssen. Maar, volgens Ton Mans, directeur van de Stichting Volkshuisvesting, waren er nog meer tekortkomingen: ‘Thijssen was dan wel heel verfrissend en vernieuwend, maar van bouwtechniek, calculeren en vergaderen wist hij te weinig.’ Volgens Mans dienen de eerste jaren van de beroepspraktijk dan ook om bij te scholen.
Ook prof.dr.ir. Gerard van Zeijl van de vakgroep Architectuur, urbanistiek en beheer sprak zijn twijfels uit over het niveau van de studie. ‘Kwaliteit is toeval.... gezien de omstandigheden.’ Een opleiding van vier of vijf jaar is naar zijn mening te kort, er moeten te veel keuzes gemaakt worden. Natuurlijk is het zeer belangrijk dat architecten de ins en outs van hun vak kennen. Tijdens de afsluitende discussie kwam echter naar voren dat van alle architectuurstudenten, de goede en minder goede, alleen zij slagen die sterk in hun schoenen staan en zich aan hun plannen houden. Daarnaast is liefde voor het vak onontbeerlijk, zeker aan het begin van hun carrière moeten architecten veel werken voor weinig geld. ‘Een mooi gebouw is een cadeau van de architect’, aldus een jonge architect in de zaal.