Cultuer

Musea tonen grote verscheidenheid aan Brabantse kunst

door Gerard Verhoogt

Temidden van de vele kleurige schilderijen ligt in een donkere nis van het Van Abbemuseum het dons van een slaapzak verward op de grond, als een stille getuige. Het grijze schijnsel van een kapot tv-toestel op de muren en het geruis ervan komt de toeschouwer vanuit een kamer daarnaast tegemoet. In het midden van die kleine kamer staat een enorme witte bom, die er heel massief uitziet hoewel hij van piepschuim is gemaakt. Beelden aan de Golfoorlog dringen zich op: de kruisraketten, de afwezige slachtoffers, de tv-camera die na de inslag op grijs gaat, nadat een generaal weer een opname van een geslaagde inslag aan de pers heeft laten zien. De confronterende installatie is van Tom Claassen, één van de elf Brabantse kunstenaars op de tentoonstelling ‘De Muze als Motor’ ter gelegenheid van 200 jaar Brabant.

‘De Muze als Motor’ is verspreid over vier musea. Het Noord-Brabants Museum (Den Bosch) toont kunst in Brabant tot 1940; De Beyerd (Breda) behandelt de kunst van 1945 tot 1990 en in museum De Pont (Tilburg) zijn bekende Brabantse kunstenaars van de laatste jaren te zien, zoals Moniek Toebosch, John Körmeling en Rob Birza. Het Van Abbemuseum presenteert de nieuwe lichting kunstenaars die in Brabant wonen, er zijn geboren of hier hun opleiding kregen.
Uiteraard dringt de vraag zich op of er zoiets bestaat als ‘Brabantse Kunst’. Misschien vroeger, toen Brabant zich nog waar moest maken tegenover west- en noordelijk Nederland. Brabant werd in 1796 lid van de Staten-Generaal, toen er -al dan niet terecht- al sprake was van randstedelijke arrogantie, met de grote rivieren als buffer. Het voorwoord van de catalogus toont er ‘fraaie’ voorbeelden van, zoals het reisverslag van de 19e-eeuwse dominee en katholiekenhater Hanewinkel. Hij typeerde Brabanders als ‘Osseboerkes’, ‘Lomp’ en ‘Er worden weinig vlugge ver-standen onder hen gevonden’.

Universele thema’s
Na de Tweede Wereldoorlog en zeker na 1960, komt er een zelfbewuste stroming kunstenaars op. Ze behandelen universele thema’s, vinden internationale aansluiting en dragen minder de sporen van het katholicisme en de ontworsteling daaraan. Vanaf 1950 organiseerde Edy de Wilde, directeur van het Van Abbe, al exposities met Brabantse kunstenaars. Die Brabant Biënnale werd in 1989 voor het laatst gehouden en is nu weer opgepakt. Er werken heden ten dage veel kunstenaars in Brabant; in Eindhoven en omgeving alleen al ruim zeshonderd. Wat op de Biënnale opvalt, is de veelkleu-righeid en veelvormigheid van het foto-, computer- en schilderwerk, al dan niet gecombineerd met tekst. Soms lijken ze van een bedrieglijke eenvoud, zoals de kleurrijke schilderijen van Ronald Versloot, Wouter van Riessen en Koen Vermeule, soms zijn ze dreigend en vervreemdend, zoals de kleine kinderen van Kiki Lamers, dan weer zijn ze speels en vrolijk met allerlei teksten (Mieke van Schaijk). Jolanda Kooijmans, Pim-Martijn Sanders en Tom Claassen maken driedimensioneel werk. Kooijmans vervaardigde met kleine grijze en witte bolletjes een fragiele installatie die doet denken aan een sterrenhemel, waarin op ingenieuze wijze een viertal stoelen verwerkt zijn. Sanders maakte een kamer die nog het meest lijkt op een isoleercel, omdat de wanden met zacht fel wit materiaal bedekt zijn. Daarboven hangen vier camera’s en de tekst: ‘Superman, we will miss you’. De associatie met Christoffer Reeves, de acteur die er in zijn films beter afkomt dan in het echt, is dan ook geen toevallige.
Omdat het Van Abbe zestig jaar bestaat, is er nog een tweede tentoonstelling die ‘De Muze als Motor’ completeert. In ‘Nieuwe aanwinsten uit de jaren ‘90’ is werk te zien van onder meer Mark Manders, Tjong Ang, Henk Peeters en Ger van Elk, die altijd goed is voor opvallende schilderijen. Zoals ‘Who’s afraid of Red, Yellow and Blue’ waar een man bijna van het doek valt, omdat hij geplet dreigt te worden door de omlaagschuivende bovenkant van het schilderij.


Hoe word ik een goede vaderlander?

door Huibert Spoorenberg
‘Vaderlanders’ heet het nieuwe toneelstuk van George van Houts en Tom de Ket. Het is een cabaretesk stuk, in de vorm van een cursus Nederlanderschap voor nieuw-ingezetenen. Het publiek krijgt er een actieve rol bij toegewezen, want zij zijn de cursisten. Volgende week donderdag doet de voorstelling de Eindhovense Stadsschouwburg aan. Cursorlezers krijgen vijf gulden korting.
Van Houts en De Ket begonnen na tien jaar RO Theater voor zichzelf. Al eerder schreven ze humoristische kijk-, speel- en doe-voorstellingen, gebaseerd op de actualiteit, zoals de actualiteitenshow ‘Global News’ (1993) en ‘De Commissie van Affectieve Relaties’ (1994). Dit laatste stuk was een parlementaire hoorzitting over de slinkse wijze waarop het KNMI haar winterimago probeerde op te vijzelen door het importeren van ladingen sneeuw. Het actuele van ‘Vaderlanders’ is het onderwerp: de inburgeringscontracten die nieuwkomers in Nederland moeten ondertekenen, waarmee ze zich verplichten tot een cursus ‘Nederlanderschap’. De thematiek van ‘Vaderlanders’ ligt in de tweeslachtigheid die Nederlanders vertonen tegenover vreemdelingen. Enerzijds willen we tolerant zijn, anderzijds is er de angst voor het vreemde. Ook de speel-stijl van ‘Vaderlanders’ ligt tussen toneel en cabaret in en is direct gericht op het publiek. Maar toeschouwers hoeven niet bang te zijn om het toneel op gesleept te worden. Wel krijgen ze een potlood en een blocnote, waarop aantekeningen gemaakt dienen te worden. Aan het eind van de voorstelling volgt namelijk een examen. Wie daarvoor slaagt ontvangt een diploma en een onderscheiding, wie zakt krijgt een herkansing in de vorm van een vervolgcursus: ‘Veilige Derde Landen’.
‘Vaderlanders’ geeft inzicht in de vaderlandse historie, geïllustreerd met afbeeldingen uit ons paspoort. Ook zaken als taal, godsdienst, cultuur, politiek, liefde, moraal, gezondheid, smaak, arbeid, misdaad en voortplanting snijden De Ket en Van Houts aan. Hoewel hij er niet in is onderwezen, wordt van de vaderlander wel een juiste houding verwacht. Vandaar deze cursus.