Dienst Overige Zaken

Civitas Academica exit

Vandaag, nu ik dit schrijf, buigt de Tweede Kamer zich over het wetsvoorstel Modernisering Universitair Bestuur. Er is in Haagse kringen kennelijk genoeg voortvarendheid betracht om het opmerkelijke wetsvoorstel van minister Jo Ritzen met bekwame spoed in het staatsblad te krijgen. Er moeten nog een paar kleinigheden geregeld worden. Niemand vindt het leuk om te horen dat hij met een minder grote inbreng genoegen moet nemen. Nog moeilijker wordt het te geloven dat hij daardoor beter af is. De studenten protesteren het hardst tegen de afschaffing van hun directe participatie in het bestuur van de instellingen. Ze zijn wat laat op gang gekomen, maar nu laten ze zich toch wel horen. Zelfs een heuse bezetting van het Maagdenhuis. Velen zullen nostalgiek naar de tv-beelden hebben gekeken, misschien Jo Ritzen zelf ook wel; hij hoort precies tot de juiste generatie.
In de naoorlogse jaren bloeide het idee van de civitas academica. Eigenlijk is die nooit helemaal van de grond gekomen, totdat in het revolutionaire klimaat van het eind van de zestiger jaren plotseling het zelfbestuur doorbrak. De universiteit werd opgezet als een zich zelf besturende gemeenschap waarin enkele elementen van de corporatieve staat worden gemengd met een aan de gemeentewet ontleende structuur. Het resultaat was een radenrepubliek met daarin geledingen. Het was een uiterst interessant experiment dat nu met kleine, niet onbelangrijke aanpassingen vijfentwintig jaren heeft gefunctioneerd. De meest in het oog lopende tussentijdse wijziging was de afschaffing van de gekozen leden van het college van bestuur. Dat instituut heeft met zeer wisselend succes gefunctioneerd. Ik herinner mij een gigantisch Delfts drama, aardig beschreven in het laatste Delftse gedenkboek. Duidelijk is toen wel geworden dat het toen vigerende systeem niet echt goed opgewassen was tegen conflicten. In Delft, in ieder geval, werd de universiteit er onbestuurbaar door. Harde ingrepen bleken nodig en diepe wonden werden geslagen. Waarom het eigenlijk ging, verliest zich in de mist der tijd. Meer een kwestie van ambities, ideologie en botsende karakters, dan hoogstaande universitaire doelstellingen, dat werd wel duidelijk.
Nu concentreert zich de strijd op de participatie van de studenten in de facultaire besturen. Een interessante zaak waar in onze instelling alleen ervaring mee is bij Natuurkunde. Daar participeert al enige jaren een studentlid, niet als afgevaardigde van de studenten, maar gewoon een lid van het bestuur als een ander. Als hij al een symboolfunctie heeft dan symboliseert hij de openheid van het bestuur. Zover ik weet wordt de bijdrage van het studentlid, of beter het bestuurslid die ook student is, in de faculteit N zeer positief beoordeeld. Minister Ritzen ziet er echter een onverteerbare verstoring van de systematiek van zijn wetsvoorstel in. Zijn partijgenoot Van Gelder was, althans vanmorgen nog, van mening dat naast de voorziene inspraakorganen zoals medezeggenschapsraden en ondernemingsraden, de participatie van een student in het faculteitsbestuur zo gek nog niet is. We zullen zien.
Interessanter is de kritiek, ook vooral van studentenzijde, op de opvatting dat de universiteit een soort van onderneming is, waarbij de organisatie zoveel mogelijk bij die van ondernemingen moet aansluiten om tot efficiënt bestuur en beheer te komen. Eén van de fundamenten van het wetsontwerp is de uitwerking van het leerstuk van het integrale management. Integraal management komt in het wetsontwerp neer op beheer en bestuur in één hand. Was er vroeger een volstrekte dualiteit in het universitair bestuur met curatoren enerzijds en de academische senaat anderzijds, nu is de ontworpen universitaire bestuursstructuur doortrokken van eenheid van bestuur en beheer op alle niveaus, waarbij bovendien tussen de niveaus hiërarchieke verhoudingen worden gelegd. Aan de buitenkant lijkt dat allemaal erger dan het is. Ik zie een college van bestuur nog niet een faculteit een decaan opdringen tegen de zin van die faculteit. Een dergelijke decaan gaat een harde tijd tegemoet. In een professionele organisatie werkt zoiets niet. Een decaan die door zijn collega’s niet wordt gezien als collega maakt het daar niet lang. Aan de andere kant zal het interessant zijn te zien hoe het college van bestuur vorm gaat geven aan de relatie met de decanen. Gaat dat individueel of ook collectief. Zullen de decanen onderling voeling houden? En wat doen we met het college van hoogleraren? Dat laatste lichaam lijkt bedacht omdat men geen raad met de promoties wist. Maar hoe dan ook, we zijn geen koekjesfabriek, daarover zal iedereen het wel eens zijn. Managementstrategieën, verzonnen voor zulke produktieprocessen zijn zeker ongeschikt. Daarom was het des te verbazingwekkender dat bij de opening van het academisch jaar een soortgelijke uitspraak door studentenzijde ongeschikt werd geoordeeld voor de oren van hoogleraren, althans voor zover zij in toga gehuld waren. Om geen schandaal te veroorzaken en ook een beetje door het gebrek aan overleg -we werden door de gang van zaken net zo verrast als de andere aanwezigen- ben ik maar meegesjokt in het cortège. Gelukkig bracht het mooie weer met zich mee dat de ramen van de ivoren toren wat open stonden, zodat ik achteraf toch nog heb gehoord welk een opruiende toon werd aangeslagen.
De roep om integraal management voor de universiteiten komt in een ietwat merkwaardig licht te staan als we de discussie volgen over het evaluatierapport van de commissie Rinnooy Kan over NWO. Daar wordt de staf gebroken over praktijken in het domein van NWO die niet anders dan integraal management kunnen worden genoemd. Hier staan de hoogwaardigheidsbekleders, de hoge ambtenaren en de minister echter de wijsheid van Rinnooy Kan aan te prijzen en haasten zich plannen te ontwerpen om goed werkende tweedegeldstroomorganisaties te vernielen om een volledige scheiding teweeg te brengen tussen hen die uitmaken hoe en waarom het geld wordt uitgegeven en hen die dat werkelijk moeten doen. Het hele zorgvuldige bouwwerk van checks en balances dat de geldstroom naar instituten en universiteiten beheerst, lijkt rustig in de waagschaal te worden gelegd. Integraal management is hier uit. Zouden de hogere ambtenaren bij OC&W wel eens met elkaar praten, ik bedoel over de zaken? Aan ons de taak om in deze wereld in beweging het hoofd koel te houden en de doelstellingen op langere termijn in de gaten. In de Amerikaanse politiek heette dit vroeger de flexible response. Het is natuurlijk wel vermoeiend telkens feitelijk dezelfde koers te varen in een water met stochastische dwarsstromen. Maar doe je het niet, dan kom je nergens of aan lager wal. Dan zijn we nog verder van huis. Zo murw geslagen dat we onder onze ogen het technisch wetenschappelijk onderzoek naar de hel laten gaan, zijn wij (nog) niet.

Frans Sluijter

In de rubriek ‘Dienst Overige Zaken’ schrijven prof.dr.ir. J.D. Janssen, prof.dr. P.J. Lemstra, prof.dr.ir. H.E.H. Meijer, dr. J.W. Nienhuys, drs. M. Pieterson, prof.dr. F.W. Sluijter, drs. A.J. Vervoorn en dr.ir. E.G.F. van Winkel.