‘We gaan niet weg voordat we vuur hebben’

door Jannigje Gerritzen

Een vlammetje, we zijn er allemaal aan gewend dat dat zo te produceren is met een lucifer of aansteker. Maar onze voorouders moesten moeite doen om een vonkje om te zetten in een behaaglijk vuurtje. Het Koninklijk Instituut van Ingenieurs (KIvI) ging afgelopen weekend met een aantal leden naar het Prehistorisch Dorp in Eindhoven, om te weten te komen hoe prehistorische mensen huizen bouwden, gereedschappen maakten èn vuurtje stookten.

Het Prehistorisch Dorp heeft drie functies; het is een openluchtmuseum, een centrum voor educatie en er wordt experimentele archeologie bedreven. Aan de hand van vondsten uit bijvoorbeeld gedempte putten kunnen archeologen vaststellen wat mensen uit die tijd aten en wat voor voorwerpen en werktuigen ze allemaal tot hun beschikking hadden. In het dorp is alles zo authentiek mogelijk nagebouwd en wordt de leefwijze van de prehistorische mens zo nauwkeurig mogelijk nagebootst.
De middag begon met een rondleiding door het dorp, waar twee grote boerderijen uit de IJzertijd nagebouwd zijn. Bij het bouwen hiervan zijn alleen handgereedschappen gebruikt, er is geen spijker aan te pas gekomen. Bij de constructie van een gebouw werden bijvoorbeeld de zijtakken van een boom meegenomen in het ontwerp. Er werd in die tijd voornamelijk loofhout gebruikt voor de dragende constructie. De wanden konden van leem zijn, of van dikhouten palen. Lemen wanden gebruikte men voor boerderijen waarin schapen gehouden werden, maar voor boerderijen die onderdak boden aan koeien waren de dikhouten palen vereist, omdat de koeien door de lemen wanden konden heenbreken. De kieren in deze houten wanden smeerde men wel dicht met leem. Het voordeel van leem is namelijk dat het goed isoleert, maar de weersinvloeden zijn wel groter bij een lemen muur. Het leem werd uit leemputten gehaald en gekneed door er met de voeten hard op te stampen. Behalve voor muren gebruikte men het ook om ovens te maken.

Pannekoeken
In de IJzertijd waren verschillende bouwconstructies bekend, zoals de vorkconstructie en de pennegatverbinding. De palen bond men met repen nat leer aan elkaar. Als het leer droogde, kromp het, en trok de verbinding vast. Vaak werd er overdreven zwaar gebouwd, maar de bouwkennis was al erg hoog in die tijd. De begeleiders legden uit hoe aan de hand van bodemsporen een boerderij gereconstrueerd kan worden. De sporen zien er vaak erg ingewikkeld uit, dit komt omdat na enkele jaren de palen van een boerderij vervangen moesten worden, omdat ze wegrotten. Hierdoor blijven er veel paalsporen achter in de grond.
Na de rondleiding volgde een cursus thee koken en pannekoeken bakken, op zijn prehistorisch wel te verstaan. Hiervoor moesten kruiden geplukt worden, werd hout gehakt voor het vuur en moesten de bezoekers graan malen. Hout hakken was voor de ingenieurs niet zo’n probleem, evenals graan malen en kruiden plukken. Maar het vuur om op te koken liet wat langer op zich wachten. In het begin riep één van de deelnemers nog moedig: ‘We gaan niet weg voordat we vuur hebben’, maar even later verzuchtte iemand anders al: ‘Normaal is het allemaal zo vanzelfsprekend.’ Door met een staafje ijzer tegen een stuk vuursteen aan te slaan moet een vonk geproduceerd worden. Dat gaat op zich nog wel, maar de vonk vervolgens opvangen op een verkoold lapje blijkt al moeilijker. Als dat eenmaal gelukt is moeten de droge houtsnippers en strotjes nog vlam vatten. De eerste keer mislukte het en het proces begon weer van voor af aan. Na lang proberen lukte het en even later brandde er een mooi vuurtje.
Prehistorische pannenkoeken bleken erg lekker te zijn en ook de thee, getrokken van kervel en muntbladeren, ging er goed in op deze koude dag. Het was de bedoeling geweest om ook over het smeden van werktuigen het een en ander uit te leggen. Helaas had de smid het te druk en zodoende kwamen de ingenieurs niet verder dan het maken van het vuur, maar dat leverde ze al genoeg problemen op....