Binnen vijf jaar tweederde minder opleidingen

door Hanne Obbink HOP
Over zo’n vijf jaar moeten de Nederlandse universiteiten hun onderwijsaanbod beperken tot 86 brede opleidingen. Onderling moeten ze afspraken maken om het aantal varianten binnen deze opleidingen aan banden te leggen. En een variant mag pas een zelfstandige opleiding worden als een visitatiecommissie dat goed vindt. Dat staat in het eindrapport van een werkgroep van de VSNU, de vereniging van universiteiten. De werkgroep stond onder leiding van drs. J. Veldhuis, bestuurs-voorzitter van de Universiteit Utrecht, en moest het opleidingsaanbod in het wetenschappelijk onderwijs ‘doorlichten’. Dat aanbod, nu onder 272 verschillende opleidingsnamen geregistreerd, moet overzichtelijker en eenvoudiger worden. In maart bracht de werkgroep al een interim-rapport uit. Op grond van de reacties heeft ze nu af en toe andere namen voor de brede opleidingen voorgesteld. Verder hebben Veldhuis en de zijnen vooral meer nagedacht over de gevolgen van de nieuwe naamgeving. Wat de werkgroep voor ogen staat, is dat het merendeel van wat nu een zelfstandige opleiding is een afstudeervariant wordt binnen één van de 86 geregistreerde opleidingen. Zo moeten planologie en demografie varianten worden van ‘sociaal- ruimtelijke wetenschappen’. De universiteiten moeten dat van de werkgroep binnen vijf jaar vrijwillig tot stand brengen. Daarnaast moeten zij afspraken maken over die varianten, om te voorkomen dat de wildgroei in het onderwijsaanbod op dat niveau gewoon doorgaat.
De werkgroep stelt daarom voor dat de universiteiten zelf een register van opleidingsvarianten gaan bijhouden, naast het al bestaande register van opleidingen (het CROHO), dat door de overheid beheerd wordt. Nieuwe varianten kunnen alleen opgezet worden als universiteiten zich houden aan de nog op te stellen regels van hun eigen variantenregister. De werkgroep-Veldhuis wil het aantal van 86 opleidingen niet tot in de eeuwigheid vastleggen. Maar afstudeervarianten mogen niet zonder meer uitgroeien tot zelfstandige opleidingen. Een universiteit die een variant tot opleiding wil verheffen, moet daarom, zo stelt de werkgroep voor, eerst het oordeel vragen van de visitatiecommissie die daarvoor inhoudelijk het meest in aanmerking komt. Hoe dit oordeel zich verhoudt tot dat van de toetsingscommissie van minister Ritzen, de ACO, moet nog uitgewerkt worden.