Universiteit geen klussenbureau voor bedrijfsleven

door Fred Gaasendam
Jan Timmer, president van Philips, sloot de conferentie van het FPIQM af met een verhaal over kwaliteitsmanagement bij Philips. Dagvoorzitter Hans van Londen vroeg aan het eind van zijn lezing of iemand Timmer een vraag durfde te stellen. In de zaal zat Frits Philips, die prompt zijn hand opstak. ‘Was het niet beter geweest om van ‘Let’s do things better’ te spreken’, was zijn vraag aan Timmer. ‘Do things better’ gaat verder. Dat betekent dat je ook een telefoongesprek goed doet, dat je een brief voortreffelijk beantwoordt. Ook in verhouding van mensen onder elkaar geloof ik dat de kreet ‘Do things better’ one thing better is.’ Timmer was het er daar niet mee eens. ‘Dingen beter doen, daar gaan we zonder meer van uit. Maar een betere onderneming creëren, misschien ook een beetje bijdragen aan een betere samenleving, dat zit ook in ‘Let’s make things better’. Timmer zag het vooral als iets Nederlands om over zo’n slogan te blijven doorgaan. In andere landen en werelddelen slaat de slogan wel aan. Maar als de trend zich doorzet zoals De Wilt die in zijn verhaal schetste, heeft Timmer ongelijk, niet Frits Philips. In ‘Let’s make things better’ lijkt toch nog de productgerichte, in mechanistische kwaliteitstermen denkende manager aan het woord.
Overigens kreeg CvB-voorzitter De Wilt na zijn betoog een interessante vraag uit het publiek voorgeschoteld. ‘Als uw verhaal waar is, dan hebben we over een aantal jaren studenten nodig met leiderscapaciteiten. Leiden we ze op dit moment ook zo op, of zijn het toch nog technocratische managers?’
‘Misschien kunt u het programma aanpassen, voorzitter, want hiermee kunnen we de rest van de dag vullen’, was de eerste reactie van De Wilt. ‘Ik pleit voor de terugkeer van het begrip ‘universiteit’, ging hij verder. ‘Wat is dat dan? Geen veredeld klussenbureau voor het bedrijfsleven. Een organisatie waarin -als het even kan- jonge mensen, staf, bestuur misschien ook, in maximale vrijheid, maar binnen een aantal praktische kaders, zich zouden moeten gaan drukmaken over bijvoorbeeld de dingen waar ik het net over had. Het beeld dat minister Ritzen oproept, komt al een beetje in de richting. Hij spreekt over ‘leren leren’. De volgende stap zou kunnen zijn leren leren binnen te formuleren waarden en normen. Of je dat als bestuursvoorzitter binnen een beperkt aantal jaren kunt realiseren, waag ik overigens te betwijfelen. Maar je kunt wel proberen dit beeld op te roepen.’