Schuimbekken
‘Wat is die Jan-Frederik toch een lul!’ Kees schopte tegen de keukentafel om zijn woorden kracht bij te zetten. ‘Who the fuck is Jan-Freek?’, vroeg Sander, terwijl hij op het schoolbordje in de keuken onder het kopje ‘Algemene inkopen’ opschreef: ‘1 T-pot’. ‘Jan-Frederik heet hij’, zei Kees, die bezig was de scherven van de vloer op te rapen. ‘Dat is dat zogenaamde vriendje van Tanja. Wat een ontzettende corpsbal.’ ‘Wat is er mis mee dan?’, vroeg Sander. ‘Nou, die vent komt hier vanochtend binnenzetten, compleet in jasje/dasje.’ Sander haalde zijn schouders op. ‘Dat draagt Bart ook altijd.’ ‘Da’s anders’, mokte Kees. ‘En hij begon meteen te zeuren. Dat het in zijn dispuutshuis veel gezelliger is. Dat hij een of andere belangrijke pik bij het corps is, omdat hij honoraire senator is, wat dat ook mag zijn. Het is gewoon een eikel, snap je.’
‘Wie is een eikel?’, vroeg Tanja, die net naar beneden kwam lopen. ‘Nou’, zei Sander, ‘Kees hier vindt...’ ‘Een docent van me is een eikel’, onderbrak Kees zijn huisgenoot. ‘Ga eens koffie zetten vent’, beet hij Sander met een vernietigende blik toe. ‘Trouwens’, zei Tanja, ‘Elvis de huisbaas heeft gisteren gebeld. De schilder komt morgen. Jullie moeten de muren van je kamers vrij maken.’ ‘Shit’, riep Sander, ‘dat kost me minstens twee dagen.’ Tanja viste een pen uit de pennenbloempot en zette twee kruisjes op de eetlijst. ‘Wie kookt er vanavond?’ ‘Wie is jouw gast dan?’, vroeg Kees achterdochtig. ‘J-F komt vanavond langs’, zei Tanja, terwijl ze een vette glimlach liet zien. ‘Kan niet’, zei Kees, ‘als ie mee wil eten moet hij eerst een keer koken. Dat is een huismos.’ ‘Hebben we mos in huis?’, vroeg Sander verbaasd. ‘En bovendien’, vervolgde Kees snel, ‘mogen gasten per dag maar één keer binnenkomen. Als ze binnen zijn, moeten ze maar blijven. In- en uitlopen mogen gasten niet, is ook al een huismos. En aangezien die vent hier vanmorgen al was...tja, niks aan te doen.’ Tanja kraste op de eetlijst en mikte de pen terug in de bloempot. ‘Als dat zo is. Dat begrijpt Frederikje wel. Mores onderscheiden studenten van het plebs, zegt hij altijd. Dan gaan we vanavond wel gezellig met zijn tweetjes uit eten in de stad.’
De volgende middag kwam Sander rond een uur of twaalf naar beneden lopen. Op zijn ochtendjas zaten bruine vlekken en zijn lange vette haren hingen in een lijkbleek gezicht. Tanja en Kees wisten wel weer hoe laat het was. ‘Hé, is de schilder vanochtend al geweest? De helft van mijn kamer is wit geverfd. Daar ben ik gewoon doorheen geslapen’, geeuwde Sander. Kees lachte. ‘Ja brakke kop. Hij heeft al de hele ochtend staan schilderen. Hij is nou even lunchen en komt zo terug.’ Alsof het afgesproken was, ging op dat moment de bel. Tanja deed open. Voor de deur stond een beer van een vent in een maar net passende witte overall. De kleerkast had onder zijn arm een laddertje en een pot verf in zijn hand. Tanja keek omhoog en zei: ‘Oh, sorry meneer, maar u mag niet twee keer op één dag naar binnen in dit huis. Kees, lieverd, leg jij het de schilder eventjes uit? Ik moet namelijk naar college.’

Rati

Schuimbekken is een wekelijks terugkerend feuilleton over een groep studenten, die als vaste uitvalsbasis voor hun activiteiten het café De Schuimkraag hebben.