Dienst Overige Zaken

T.z.t.

Negentig procent van de VWO-abituriënten stroomt door naar het hoger onderwijs, zo las ik laatst. Het ideaal van Pais, hoger onderwijs voor velen, is dus verwezenlijkt. Wat nog niet zo lang geleden een ideaal was voor een betrekkelijk kleine groep uitverkorenen, is voor hun kinderen een vanzelfsprekende zaak geworden. Allicht, wat moeten ze anders? Banen voor schoolverlaters van het VWO zijn er nauwelijks, de klasgenootjes gaan ook allemaal, en de overheid betaalt een groot deel van de kosten. Eventuele twijfels aan aanleg of ambitie zijn er wel, maar geven zelden de doorslag. Wie sjeest heeft toch altijd een paar gouden jaren gehad.
Dit beeld is dringend aan revisie toe, onder invloed van een stroom ministeriële maatregelen, vooral gericht op het dempen van tekorten op de onderwijsbegroting. Zo is het aanvankelijk verrassend hoge bedrag van de basisbeurs drastisch verminderd en wordt deze financiële impuls deels in de vorm van treinkaartjes uitbetaald. Iets wat mij onweerstaanbaar aan de Derde Wereld doet denken. Voorts is zes jaar beurs ingekort tot vier jaar en is het collegegeld aanzienlijk verhoogd. Maar wat er met ingang van dit schooljaar is veranderd, is niet eerder vertoond. De minister heeft de verantwoordelijkheid voor het met goed gevolg en tijdig voltooien van de gekozen studie volledig bij de zwakste partij - de student - gelegd. Wie nu sjeest, houdt aan zijn halve studie, behal-ve een kater, ook een respectabele schuld over. In feite is de basisbeurs afgeschaft. Vanaf dit jaar zullen meer schoolverlaters dan ooit zich afvragen hoe hun kansen liggen. Weifelaars zullen nog meer op safe spelen en studies kiezen met relatief grote kans op succes.
De universiteit geeft al terrein prijs aan het HBO (negen procentpunten in een jaar!). ‘Moeilijke’ universitaire studies - techniek, bèta - verliezen de concurrentieslag van studies die bij de jonkies als makkelijk te boek staan. Interessant is de vraag of ook binnen de TUE de moeilijke studies het meest te lijden hebben. Trouwens, kennen wij wel moeilijke en mak-kelijke studies? Om bij de laatste vraag te beginnen: laten we een studie moeilijker noemen naar gelang zij meer appelleert aan begaafde, aanstaande studenten. Laten we voorts, bij gebrek aan beter, hun begaafdheid afmeten aan de gemiddelde eindexamenscore. Dus meten we voor elke studierichting, welk deel van de VWO-instroom een gemiddelde hoger dan 7.5 scoorde. We bekeken de laatste drie jaren. De resultaten staan in kolom 2 van de onderstaande tabel, in volgorde van toenemende percentages.

111.1TeMa46.21
213.3B16.33
321.3Bdk-3.25
423.6W-4.96
529.5T-15.98
632.0E-2.94
740.0I26.22
840.0Wsk-33.39
948.8N-8.67

De verschillen zijn niet onaanzienlijk: tussen de twee uitersten (TeMa en Natuurkunde) zit ruim een factor vier. Om na te gaan welke gevolgen de introductie van de prestatiebeurs (vervangt de tempobeurs) op de studiekeuze heeft, noteren we hoeveel procent de voorinschrijvingen d.d. 1 augustus hoger waren dan die van precies twaalf maanden eerder. De resultaten staan in kolom 4. De twee uiterste kolommen geven de rangnummers van de negen richtingen aan. We zien dat de vijfde kolom min of meer gelijk opgaat met de eerste, zij het dat Informatica dit patroon niet volgt. Statistische analyse bevestigt het verband.
We concluderen dat er aanwijzingen zijn dat studierichtingen die als moeilijk te boek staan, meer studenten verliezen dan andere. Wat we tussen de instellingen zien gebeuren, doet zich ook daarbinnen voor, althans in Eindhoven. In Cursor 2 wordt onder de kop Dalende populariteit wiskunde moeilijk te verklaren een aantal onaardige opmerkingen gemaakt over het studeergedrag van scholieren. Ze zouden gemakzuchtig zijn, teveel tv kijken en anders wel teveel sporten. Consumentisme alom. Ook zouden ze zich schamen voor hoge wiskunde-cijfers. Ik denk niet dat dit er veel mee te maken heeft. Wiskunde is één van de studies die moeilijk wordt gevonden en dus gemeden. Gegeven de manier waarop studenten steeds meer in de tang worden genomen, is hun beslissing volkomen begrijpelijk en rationeel.
Wat staat ons nog te wachten? Ik wou dat ik het wist, maar vermoed dat dit van de plaats in de tabel afhangt. De faculteit Technische Natuurkunde - onderin - is anderhalf jaar geleden al danig gekrompen: er traden toen, in één klap, veertien mensen voortijdig uit. De faculteit Wiskunde en Informatica is thans bezig zes van de veertien leerstoelen Wiskunde op te heffen. Bovenaan, daarentegen, lijkt er voorlopig niet veel aan de hand. Technische Bedrijfskunde en Techniek en Maatschappij, samen ondergebracht in de faculteit Technologie Management, hebben sluitende begrotingen. Bouwkunde groeit zelfs als kool. Deze trend zal nog wel even aanhouden. Dit komt vooral doordat de faculteiten die het aangaat nauwelijks over de middelen beschikken hun imago te veranderen. Zolang de VWO-exameneisen blijven wat ze zijn, blijft wiskunde een vak voor eggheads en Frans een onderdeel van het pretpakket. Hier liggen politieke beslissingen aan ten grondslag die niets met de moeilijkheidsgraad sui generis te maken hebben.
En wat onze universiteit betreft: ik ben bang dat wij het nog wel eens moeilijk kunnen krijgen. Jaren geleden zei het college van bestuur dat de THE ‘technisch’ zou blijven. Sommigen vonden dit een onverstandig beleid. Ernstiger is dat dit nog steeds het CvB-standpunt lijkt te zijn. Nog maar een jaar geleden immers sprak de vorige rector magnificus in een interview onder meer over een paar niet-technische studies in Twente. Dixit Van Lint: ‘Fratsen’. Toen ik bovendien las dat hij ‘tegen de komst van de (thans Maastrichtse, BvW) Medische Faculteit naar Eindhoven (was)’ - terwijl uit niets bleek dat zijn inzichten terzake gewijzigd zijn - wist ik even niet waar ik kijken moest.
In het wetenschappelijk onderwijs is het aantal studierichtingen in vijf jaar verdubbeld. Logisch. Iedere couponnetjes-knipper weet dat je aan risicospreiding moet doen. Ik geef graag toe dat één studie vrije-tijdskunde wel genoeg zal zijn in Nederland. Maar wie hardnekkig streeft naar het in stand houden van een beperkt aantal technische studies - die voor het grootste deel ook elders in den lande bestaan - brengt de toekomst van zijn universiteit in gevaar.

Bob van Winkel

In de rubriek ‘Dienst Overige Zaken’ schrijven prof.dr.ir. J.D. Janssen, prof.dr. P.J. Lemstra, prof.dr.ir. H.E.H. Meijer, dr. J.W. Nienhuys, drs. M. Pieterson, prof.dr. F.W. Sluijter, drs. A.J. Vervoorn en dr.ir. E.G.F. van Winkel.