Dansers verrassen artistiek leider en choreograaf Eddy Becquart

’Mijn grote probleem was: hoe komen de dansers in de cocon? Daar moeten ze tot hun middel in zitten, maar de lenden van een mens zijn nou eenmaal breder dan de taille, dus hoe dat op te lossen?’ Eddy Becquart, artistiek leider, docent op de dansacademie in Tilburg en choreograaf van Aemulatio, lanceerde het plan en de ideeën voor het project, vond een componist die aan zijn criteria voldeed, selecteerde diverse dansscholen over heel de wereld, maakte zelf een van de choreografieën en vond op het laatste moment bijna zijn Waterloo bij de uitvoering van zijn eígen idee.

Er werd bij talloze bedrijven geïnformeerd en het antwoord vond Becquart dichter bij huis dan hij kon vermoeden. De CTD bleek de oplossing in huis te hebben. Met de hulp van Peer Brinkgreve en zijn assistent Michiel van Gorp werden de cocons van koolstof gemaakt en konden zijn dansers drie weken geleden gaan repeteren. Becquart werd vorig jaar september benaderd door Maarten Pieterson, hoofd van het bureau van Studium Generale, met de vraag of hij mensen wist voor het jubileum-project. Na enkele gesprekken kon hij zelf aan de slag. Aan de basis hiervan lag zijn droom van zo’n 10 jaar geleden. Toen al liep hij met plannen rond voor een synchronisch, multi-disciplinair project met dans, techniek en beeldende kunst samen met het Museum van Hedendaagse Kunst van

directeur Jan Hoet. Het geheel moest via de satelliet naar één punt worden uitgezonden. Het bleek toen niet te realiseren, maar het idee bleef smeulen, Becquart bleef er in zijn achterhoofd aan werken en nu diende zich een nieuwe kans aan, hoewel in een compleet ander kader.

verwantschap

Het eerste dat Becquart deed, was het vinden van een geschikte componist. Becquart: ‘Hij moest aansluiting vinden bij het concept, hij moest betaalbaar zijn èn de compositie moest live ten gehore kunnen worden gebracht. Met het laatste criterium vielen bijvoorbeeld elektronische componisten af.’ De keuze viel op Kees Schoonenbeek wiens composities Becquart kende: ‘Hij gebruikt een breed vocabulaire in zijn stukken en ze zijn muzikaal helder gearticuleerd.’ Het was ook een pragmatische keuze, want Schoonenbeek werkt op het conservatorium in Tilburg, waar ook de Dansacademie zit. De twee bleken elkaar snel te begrijpen en Becquart durfde hem de vrije hand te geven. Becquart: ‘Schoonenbeek verraste met een compositie voor percussie en -vooral dat is voor hem een heel ongewone combinatie- voor blazers. De compositie heeft een groot bereik, ook in een niet-concertzaal. En het begrip Aemulatio komt goed tot zijn recht door de aard van de muzikale opbouw. Voor de dansers is het wel zeer moeilijke muziek. Het begrip Aemulatio, dat ik in 1984 voor het eerst bij de filosoof Michel Foucault tegenkwam, betekent immers een nobele concurrentie tussen fenomenen die van elkaar gescheiden zijn en toch een verwantschap vertonen.’

elektronische versie

Het stuk bleek echter tijdens opname voor de cd te zwaar voor de blazers om het volledig drie keer na elkaar te spelen want die hadden na afloop pijn aan hun lippen van het blazen. Voor het eerste deel van de manifestatie herschreef Schoonenbeek het werk voor twee piano’s en percussie, en noemde het ‘Extase’, om later eventueel zelf uit te voeren. Zodoende kon er voor het tweede gedeelte toch een elektronische versie komen van de hand van Jeroen Strijbos, student aan de Hogeschool voor de Kunsten in Utrecht. Het laatste deel is het oorspronkelijk werk voor blazers en percussie. Intussen benaderde Becquart ook allerlei Dansacademies, van Zuid-Frankrijk tot Ohio. Uiteindelijk bleven er naast Tilburg vier over: Johannesburg, Lissabon en, in laatste instantie, Praag en Lier. Daarna kon Becquart ook aan zijn eigen choreografie beginnen.

ongewone vormgeving

Zijn uitgangspunt voor de choreografie was een beeld in een beeld, een idee in een idee. De cocon of amfora, stond symbool voor het opslaan van ideeën, het geheugen of een bestand van een computer. Dansers in cocons, dansen ìn een cocon waren de symbiose van die ideeën. Toen begon de zoektocht naar iemand die de cocons kon maken. Uiteindelijk kwam Becquart terecht bij de CTD, waar Brinkgreve en zijn medewerkers alle problemen oplosten. Daarna doemde het volgende probleem op: hoe maak je een choreografie als de dansers in de cocon heel snel het kritische punt bereiken bij zijwaartse bewegingen en omvallen? Want dan kunnen ze niet meer zelfstandig overeind komen en zijn ze even hulpeloos als een schildpad op zijn rug. Gelukkig geeft Becquart niet op ‘zomaar’ een Dansacademie les. Becquart: ‘De dansers zijn van de afdeling expressionistisch danstheater, een speciale opleiding, waar ze leren met ongewone vormgeving om te gaan. Ze worden ook opgeleid om een concept mee te ontwikkelen.’

Afrikaanse vrouwen

De repetities begonnen drie weken geleden en Becquart was verrast door de resultaten. De dansers kunnen zich nauwelijks bewegen in de ruimte en kunnen niet zelf opstaan als ze vallen. Ze kunnen niet eens rechtop staan en bewegen in de cocon en elk gevoel van oriëntatie en evenwicht verdwijnt. Toch bleek dàt niet het echte probleem bij de choreografie. Becquart: ‘Mijn grootste moeilijkheid was om alle opvattingen van het project in die elf minuten te stoppen, want dat wil je graag. Tegelijk mocht het geen overdaad van alle beelden worden.’ Becquart is tevreden over het geheel: ‘Het beeld van de cocondansen is desondanks een harmonieus beeld geworden. Deze dansers concentreren zich vooral op het bovenlichaam en krijgen een soort gratie en esthetiek, vergelijkbaar met Afrikaanse vrouwen die met dingen op hun hoofd lopen, maar nu liggend. De andere dansers moeten in tegenstelling daarmee hun beenwerk zeer levendig en verscheiden maken. De uitdaging was om er een dynamische choreografie van te maken, en dat is, met veel grondwerk, gelukt.’

door Gerard Verhoogt