Kees Schoonenbeek:

‘Muziek is tijdgebonden, in tegenstelling tot een schilderij’

'Je kunt niet zeggen dat ik echt balletmuziek heb geschreven. Ik heb duidelijk voor de muziek gekozen, niet om speciale dansmuziek te componeren. Je weet toch niet hoe erop gedanst zal gaan worden en de normale gang van zaken is toch, dat er eerst de muziek is en daarna de dans. Het is overigens steeds meer de trend om muziek bij ballet of dans te gebruiken die daar niet speciaal voor geschreven is, kijk ook maar naar iemand als Hans van Maanen.’ Aan het woord is Kees Schoonenbeek (1947), de componist van Aemulatio, waar de choreografen van de diverse dansscholen zich op baseerden. Zelf noemt hij het modern-klassieke stuk ‘Tamelijk streng. Maar dat is de filosofie achter Aemulatio ook.’

Schoonenbeek werkt sinds 1980 op het conservatorium in Tilburg en geeft les in ‘alles wat met muziekschrijven te maken heeft’: compositie, orkestratie, muziektheorie en muziektekstverwerking met de computer. Hij werkte daarvoor, van ’75 tot ’77, ook aan de Universiteit van Amsterdam, waar hij muziekwetenschap doceerde. Wat schoot er allemaal door zijn hoofd toen hij de opdracht kreeg? Hoe begon hij eraan, na de uitleg over het thema? Schoonenbeek: ‘Je denkt over hele praktische dingen na als ‘Wie gaat het spelen, waar wordt het uitgevoerd, wat mag het kosten?’ Ik heb begrepen dat het auditorium een grote hal is en samen met het onderwerp, viel de keuze al snel op koperblazers en slagwerk. Dat geeft in elk geval een behoorlijk volume en daar ik schrijf graag voor zo’n instrumentarium.’ Toch was het meer dan vrijblijvend een leuk stuk componeren, want zonder enige valse bescheidenheid vervolgt Schoonenbeek: ‘Ik heb toch een zekere naam te verliezen als componist van blaasmuziek.’ De keuze viel op drie trompetten, drie trombones, drie hoorns en drie percussionisten. Omdat het stuk behoorlijk zwaar was voor de blazers en vier keer gespeeld zou moeten worden, bewerkte hij het later ook voor twee piano’s plus slagwerk.

omslagpunt

Hoe verwerkt Schoonenbeek een niet zo eenvoudig onderwerp als Aemulatio in zijn compositie? ‘Ja daar zeg je zoiets’ is zijn eerste reactie, even later gevolgd door: ‘De tekst die ik erover gelezen heb heeft het stuk toch wel erg bepaald, maar meer op de achtergrond. Het was eigenlijk redelijk snel geschreven, ongeveer in een maand tijd, vorig jaar tijdens de kerstvakantie. Ik had vrij snel een goed begin. Het motief (een aantal akkoorden) van het eerste deel heb ik uit elkaar gehaald door lange pauzes tussen de akkoorden in te lassen. Daardoor is/lijkt de samenhang in het begin weg. De pauzes worden telkens een halve tel korter, tot er geen pauze meer overblijft en alles op elkaar aansluit; dan is het contact gemaakt. Maar als luisteraar hoor je dat verschil nauwelijks, je hebt aanvankelijk het idee dat alle pauzes even lang zijn. Dat komt door de menselijke perceptie, je doet er niets mee tot het omslagpunt komt. Op een ander moment spelen de blazers allemaal hun eigen melodie, dan kun je geen enkele aparte melodie onderscheiden. Daaruit ontstaat er iets nieuws, een stroom van klanken die een nieuwe synthese vormt.’ Het werken met de lange pauzes, met deze opzet geeft ook een soort tegenstrijdigheid. Schoonenbeek: ‘Muziek is tijd-gebonden, in tegenstelling tot een schilderij of beeld. Het bestaat zolang het duurt, daarna is het weg. Het element ‘tijd’ is door die pauzes in het begin eerst de vijand van het stuk omdat je geen samenhang hoort, pas daarna begint het te lopen.’

door Gerard Verhoogt