Interface onderzoekt woonsituatie studenten

door Gerard Verhoogt

De meeste studenten besteden ongeveer de helft van hun inkomen aan woonlasten en zijn matig tevreden met hun woonsituatie. Wie in de sociale sector huurt is duidelijk meer tevreden. Dat zijn de opvallendste uitkomsten van een onderzoek uit november 1995 van de Stichting Interface (Cursor 7). Het ging om de woonomstandigheden van de Eindhovense bevolking, waarvoor men ongeveer 8000 huishoudens enquêteerde. Omdat studenten werden ondergebracht in diverse categorieën (éénpersoonhuishoudens, jonge alleenstaanden) was hun mening niet expliciet in de uitslag opgenomen. Drs. Jos Smeets van Interface maakte voor Cursor een aparte analyse.

Er moet een kleine slag om de arm worden gehouden. De enquête werd gedaan onder huishoudens en niet bij personen. Werd bij een studentenhuis aangebeld, dan gaf één student antwoord, die dan voor zichzelf sprak en niet namens een meerpersoonshuishou-den. De meeste studenten wonen in twee- of meerpersoonshuishou-dens of zijn alleenstaand. Slechts weinigen hebben een gezinshuishouden. Hun zwakke inkomenspositie springt het meest in het oog: het gemiddelde netto maandinkomen bedraagt circa 900 gulden, en ongeveer de helft hiervan besteedt men aan wonen. Ondanks het grote aanbod aan éénge-zinswoningen (74 procent) wonen relatief weinig studenten (27 procent) in dit type woning, die merendeels tot de commerciële huursector hoort. De meeste studenten wonen in een flat (32 procent) of op kamers (41 procent).
Bijna de helft van de studenten, 49 procent, huurt bij een commerciële verhuurder en slechts tien procent heeft een koopwoning. 41 procent woont bij een non-profit verhuurder (vaak een woningcorporatie). Een non-profit verhuurder mag wel winst maken, maar moet dat weer investeren in het doel waar de stichting voor bedoeld is. Van deze 41 procent huurt 23 procent bij de Stichting Studenten Huisvesting Eindhoven. Van de overige woningcorporaties huisvesten met name Beter Wonen en Stichting Trudo ook studenten. De waardering van studenten voor hun woonsituatie is matig: 6,7 tegenover een gemiddelde van 7,0. Studenten die van de non-profit huursector huren zijn een stuk tevredener dan die in de commerciële huursector: 7.0, respectievelijk 6.3. Hier wijken ze duidelijk af van de overige huishoudens: de gemiddelde tevredenheid (dus van non-profit èn commerciële sector) is respectievelijk 6.8 en 7.1. De sociale verhuurders hebben aan de student dus een tevreden klant. De lage waardering voor commerciële huurwoningen (vaak van huisjesmelkers) komt vooral door klachten over tocht, vocht, gebrekkige thermische en akoestische isolatie en een slechte verwarming. Studenten met een koopwoning zijn overigens het meest tevreden (een 7.4), wat overigens ook geldt voor de andere Eindhovense huishoudens.
Interface onderzocht ook of en wanneer studenten willen verhuizen. Ze willen aanzienlijk eerder verhuizen dan de gemiddelde Eindhovenaar (79 tegenover 34 procent). Maar liefst 38 procent wil al binnen twee jaar verhuizen, vooral omdat men groter of zelfstandig wil wonen, of omdat ze van werk of studie veranderen. De keuze valt dan in driekwart van de gevallen op een huurwoning, bijna een kwart wil een koopwoning met drie à vier kamers. 58 procent wil binnen Eindhoven verhuizen. Ze willen gemiddeld 580 gulden aan huur uitgeven voor een rijtjeswoning en 650 gulden voor een appartement. De maximale huur van een kamer mag 440 gulden bedragen. Wie koopt is bereid voor een rijtjeswoning 190.000 gulden uit te geven en voor een appartement 250.000 pieken. Slechts 12 procent heeft liever een nieuwbouwwoning; 18 procent kiest voor een bestaand huis en 70 procent heeft geen voorkeur.
En wat doen studenten in hun vrije tijd? Die brengen ze vooral door in het centrum (winkels, cafés, restaurants, bioscopen en theater) en minder vaak in de natuur.