Schuimbekken
‘Is het bier al aangesloten?’ ‘Tuurlijk’, zei de Snor, ‘en ik heb buiten ook al een terrasje gebouwd, dus we zitten straks eerste rang.’ De Slak begon te glunderen. ‘Moet je eens kijken Snor wat ik heb gemaakt.’ Hij rolde een groot laken uit dat duidelijk de afgelopen drie maanden op zijn bed had gelegen. Met verf had de Slak erop gekalkt: ‘Onze Kees Wint De Rees!’ ‘Ik kon zo gauw geen betere slogan verzinnen vanochtend’, verontschuldigde de Slak zich. De deur van de Schuimkraag zwaaide open en Bart kwam binnenlopen. Hij had zich voor de gelegenheid in een driedelig pak gestoken. ‘Snor, heb jij nog een stuk doek over misschien?’ ‘Laat eens zien wat je hebt dan’, vroeg de Slak. Bart klikte zijn Samsonite open en haalde er een oud stuk gordijn uit. Daar had hij opgeschilderd: ‘Kees van Café De Schuimkraag is onze eerste keus, hij rent die tweën-veertig kilometer met twee vingers in...’ ‘Mijn gordijn was op en ik kon in het hele huis geen lapje stof meer vinden’, verduidelijkte Bart. ‘Boeit niks’, vond de Slak, ‘is toch duidelijk zat zo! Maar waar blijft Sander nou? Ze kunnen elk moment langs komen.’ ‘Oh Sander’, zei de Snor, ‘dat was ik bijna vergeten. Die is er al. Volgens mij heeft hij niet al te veel slaap gehad. Hij ligt achter.’ Bart en de Slak vonden hun vriend languit op het verwarmde biljart. Zijn jas had hij als kussen gebruikt en als deken had hij een Friese vlag over zich heen getrokken. ‘Wat heb jij nou?’, vroeg de Slak, nadat hij Sander met veel moeite wakker had geschud. ‘Ja gaaf hè, zo’n vlag met hartjes’, zei Sander, ‘heb ik op Kees z’n kamer gevonden. En ik heb ook nog een sjaaltje.’ Sander graaide in zijn jaszak en viste er een oranje das uit, waar ‘Hup Holland Hup’ op stond. Holland was doorgestreept en Sander had er met een dikke stift Kees doorheen geschreven. Als klap op de vuurpijl zette hij ook nog een oranje petje met Gullit-krullen op. Sander’s lange haar kwam er gewoon onder uit. Het was werkelijk geen gezicht.
Het vreemde gezelschap installeerde zich voor hun stamkroeg. Het Stratumseind stond op dit vroege uur al helemaal vol. Iedereen wilde de Eindhovense marathon langs zien komen. Toen de eerste renners voorbij kwamen stuiven, zaten de drie vrienden en de tapper al aan hun derde bokbiertje. Kees was nog in geen velden of wegen te bekennen. ‘Okee, bij de eerste vijf zal hij wel niet zitten’, zei Bart. ‘Maar nu kan hij er ieder moment aankomen’, zei de Slak. ‘Ik voel me niet zo lekker’, zei Sander. Toen het vierde bokbiertje op was, was Kees nog steeds niet voorbijgerend. ‘Hij spaart natuurlijk zijn krachten’, zei Bart. ‘Hij pakt ze op de laatste kilometers’, zei de Slak. ‘Ik word een beetje misselijk’, zei Sander. Een geel T-shirt kwam de hoek om hollen. Boven het borstnummer stond in bruine letters THETA. Eronder stond Café De Schuimkraag gedrukt. Het drietal sprong op van hun stoelen. ‘Dat is hem’, riep Bart. ‘Zet hem op Kees’, schreeuwde de Slak. Sander kon niks meer roepen. Hij had niet zo snel op moeten staan. De vier bokbier kwamen in de verkeerde richting zijn keelgat door. Kees stak twee armen in de lucht en zette even een sprintje in voor zijn vrienden. De voorovergebogen Sander zag hij zo snel niet staan. Gelukkig was er EHBO aanwezig bij de marathon. Terwijl de man in het witte uniform aan Kees zijn gebroken neus voelde, vroeg hij hem ongelovig: ‘Vertel het nou nog eens. Waar was je nou over uitgegleden?’

Rati

Schuimbekken is een wekelijks terugkerend feuilleton over een groep studenten, die als vaste uitvalsbasis voor hun activiteiten het café De Schuimkraag hebben.