In de rest van het bedrijfsleven werkt het precies zo. Het uiterlijk telt. Daarom lopen binnen een bedrijf de mannen met pakken en dassen. Je kunt natuurlijk denken dat zoiets eigenlijk onzin is, het gaat toch om het innerlijk. Maar een net uiterlijk is ook een vorm van respect voor je bezoek. Wie mensen bij zich thuis nodigt zal vaak zijn best doen om de kamer aan kant te maken, het eten extra lekker te maken en de tafel mooi te dekken. Toegegeven, je kunt het ook overdrijven. Een driepersoons DTP-bedrijfje waar de werknemers in mantelpakken en driedelige krijtstreepjeskostuums met bedrijfsdassen rondlopen, straalt ook iets uit, maar of het snelle en foutloze levering en creativiteit is zou ik als klant niet weten.
In mijn huidige functie als ont-slagbedreigde kom ik wel eens bij andere organisaties over de vloer. Het valt me elke keer weer op hoeveel zorg zo’n instelling dan heeft besteed aan het uiterlijk van de entree. Meestal moet je niet op de begane grond zijn en dan is het ook een genoegen om met de lift te gaan. Entree en lift zijn zogezegd gezicht en das van een gebouw en van de organisatie die erin zit. Dat is wel heel anders dan bij de TUE. Hoe gaat het hier als je bij het hoofdgebouw binnenkomt? Wie dan naar boven moet, niet ongebruikelijk voor een vertegenwoordiger van de derde geldstroom of een wetenschappelijk werker, moet dan op de lift wachten. Dan is er meestal buitengewoon royaal de tijd om eens te bestuderen wat deze universiteit probeert uit te stralen. Je staat op een smoezelig tapijt dat afbrokkelend grindbeton bedekt. De wanden zijn volgeplakt met donkergrijs pleisterwerk, waar overduidelijk flink veel zware dingen tegenaan gebotst zijn. De liftdeuren bladderen af. De schrootjeswand achter je is beschadigd. De toegangen tot de lift zijn zwaar gekrast door de vele zware transporten die er niet al te zorgvuldig ingemanoeuvreerd zijn. In de liften zijn de lampen afgedekt met apenkooiengaas in verband met loslopende psychopaten. Resten plakband van maanden her kleven aan de wand en kauwgomkwatten aan de vloer. Als het tegenzit kom je in een soort bouwlift terecht, waarvan de wanden beschermd zijn met grauw triplex dat al sinds jaren overdekt is met laat-puberale schuttingtaal. En als je uitstapt sta je tegenover afvalbakken, tafels met neergekwakte vuile afwas, en gaten waar een schrieperd de telefoons uit de muur heeft gerukt.
Ga er nu van uit dat elk detail dat je zo ziet iets zegt over de organisatie waar je je nu bevindt. Wat zeggen die details dan? Zouden ze zeggen: u bevindt zich in een tempel van wetenschap, waar we slechts aandacht hebben voor het innerlijk van een technische elite in de dop? Of zouden ze zeggen: het kan ons geen barst schelen wat u van ons denkt, we zijn te lullig om even een witkwast te pakken, er wordt hier voornamelijk bezuinigd en niemand hier denkt dat deze gore troep uit de toon valt, want fatsoenlijk met mensen omgaan is hier simpelweg geen bon ton, we zouden ook niet weten hoe dat moest, zo wil de leiding het en zo gebeurt het dus?
Laatst vernam ik uit de krant dat de TUE een paar honderd miljoen heeft en dat ze niet weten hoe ze die moeten besteden. Nou lees ik dat ze er een restaurant van willen bouwen. Mijn advies: koop eens een fatsoenlijke das en was je gezicht.
Jan Willem Nienhuys
In de rubriek ‘Dienst Overige Zaken’ schrijven prof.dr.ir. J.D. Janssen, prof.dr. P.J. Lemstra, prof.dr.ir. H.E.H. Meijer, dr. J.W. Nienhuys, drs. M. Pieterson, prof.dr. F.W. Sluijter, drs. A.J. Vervoorn en dr.ir. E.G.F. van Winkel.