De geschiedenis van een gereedschapmakend dier

door Maurice Schaeken

Techniek en samenleving zijn twee handen op een buik, verstrengeld in een cyclische beweging. Immers, nieuw gereedschap en nieuwe procédés ontstaan bij de gratie van een behoefte. Maar nieuwe methodes veranderen op hun beurt de maatschappij en maken haar vervolgens rijp voor nieuwe uitvindingen.
Een stenen vuistbijl vult tegenwoordig alleen nog de vitrine van een museum; het heeft geen praktisch nut meer in ons informatietijdperk met bijbehorende high-tech apparatuur. Toch zijn ze het begin en (voorlopige) eind van dezelfde menselijke technologie-ontwikkeling. Onlangs verschenen twee boeken die trachten deze lange weg te beschrijven.

Ergens in het volgende rijtje komt een onoverbrugbare evolu-tionaire kloof voor: Homo Erectus, Homo Habilis, Homo Sapiens, Neanderthaler, Cro-Magnonmens. Wat heet nog aap en wat niet meer? Of anders geformuleerd: Wat maakt een mens tot een mens? De discussie hierover sleept zich al enkele eeuwen voort. De verlichte Franse wetenschapper René Descartes zocht het criterium in taal. Andere wetenschappers zoeken het meer in de richting van gereedschapgebruik. De Amerikaanse staatsman en uitvinder Benjamin Franklin behoort tot dit kamp, getuige zijn uitspraak: ‘Man is a toolmaking animal’.

Zeeotter
De geschiedenis van het gereedschap gaat terug naar de steentijd. Onze voorouders sloegen net zo lang op een stuk rots totdat het in hun ogen de goede vorm gekregen had. De zo gefabriceerde gereedschappen gebruikten ze om te gooien, te graven of te kappen. Stenen gebruiksvoorwerpen blijken echter niet exclusief gereserveerd te zijn voor de mensheid. Ook dieren slagen erin lichaamsvreemde voorwerpen te gebruiken om hun jacht op voedsel te vergemakkelijken. Chimpansees gebruiken bijvoorbeeld stokken om termieten uit hun nest te hengelen. Of neem de Californische zeeotter. Deze verzamelt platte stukken steen, waarop hij het omhulsel van gevangen schelpdieren kraakt.
Het gebruik van simpel gereedschap blijkt dus geen dekkend criterium. Immers, waarom beperkte de mensheid zich niet tot het gebruik van een simpele klomp steen en een zeeotter wel? En waarom is de wereld niet volgebouwd met grote waterige kan-toorcomplexen, waar gestropdaste zeeotters met hun harige poten computers bedienen?
Het ligt dus niet alleen aan het gebruik van simpele werktuigen. Dat doen andere dieren eveneens. Het zit hem ook niet helemaal in de taal. Met woorden bouw je immers geen auto’s. Tegenwoordig neemt men aan dat het antwoord zich bevindt op het kruispunt van spraakvermogen en gereedschapgebruik. Onze vroegste voorouders konden weliswaar een stenen bijl maken, maar ze konden bij gebrek aan adequate communicatie geen nieuwe ontwerpen ontwikkelen. Dat lukte pas toen ze met collega gereedschapmakers van gedachten konden wisselen. Voilà, de geboorte van de mensheid.

Ploegen
De eerste grote gereedschapsrevolutie kwam tot stand toen de vroege mens niet de gevormde steen maar ook de afgeslagen steensplinters ging gebruiken. Deze hadden een langer en scherper snijvlak. De oude techniek - net zo lang hameren tot er iets bruikbaars overbleef - zette men langzamerhand overboord. Het bewerken van de steen laat men niet langer aan het toeval over. Deze gebeurtenis wordt wel gezien als het begin van de technische ontwikkeling.
De mens bleef doorgaan met uitvinden. Een gestage stroom van hulpmiddelen zag het levenslicht, sommige met meer maatschappelijke consequenties dan andere. De uitvinding van het zeil bracht bijvoorbeeld een revolutie teweeg op transportgebied. Maar ook de ontwikkeling van de ploeg liet diepe sporen na in het leven van alledag. Beter grondverzet had grotere oogsten tot gevolg. Er konden dus meer mensen eten van hetzelfde stukje akkerland. Maar de verschillende ontwerpen hadden ook invloed op de verkaveling van het land. De primitievere ploeg noodzaakte tweemaal voren trekken: eerst in de ene richting en vervolgens er loodrecht op. Een vierkante akker bleek hiervoor de meest geschikte vorm. Verdere ontwikkeling leverde een ‘diepgravendere’ ploeg op; het kruis-lings voren trekken hoefde niet meer. Dit had aan de ene kant gevolg voor de trekdieren. Het rund moest plaats maken voor het snellere en sterkere paard. En de meest ideale akker bleek een lange rechthoekige. Het trekspan hoefde dan niet zo vaak te draaien.

Standaardisatie
De industriële revolutie markeert het begin van een explosieve toename van het aantal gereedschappen en apparaten. Het betekent een radicale breuk met het verleden. Landbouw verdwijnt als belangrijkste bron van inkomsten. De mens geeft de controle over zijn eigen leven definitief uit handen. Voedsel verbouwt hij niet meer zelf, maar koopt het van anderen. De arbeiders maken geen volledig product meer, maar slechts een deel ervan. Massa-productie steekt de kop op. De wetenschappelijke aanpak krijgt een vaste plek in de techniek. De trial-and-error-methode verdwijnt. Men gaat gericht naar een nieuw product of procédé toewerken.
De steeds grotere fabrieken laten zich steeds moeilijker besturen. Grotere stromen grondstoffen en producten komen met steeds meer arbeiders op een terrein bij elkaar. Industriëlen als Henry Ford proberen met verregaande maatregelen de besturingsproblemen de kop in te drukken. Men vond het antwoord in standaardisatie: niet alleen van de onderdelen en (half)-producten, maar ook van de arbeiders. Het normeren van de onderdelen bleek een zeer productieve stap. Vóór de eerste massa-auto, de T-Ford, had het maken van een automobiel heel wat voeten in de aarde. Men bestelde een auto door over de specificaties met de fabrikant te onderhandelen. Deze fabrikant betrok zijn onderdelen vervolgens bij de diverse onafhanke- lijke werkplaatsen, die alle hun eigen standaardmaten hadden. Het assembleren was daarom voor- al een kwestie van veel bijvijlen.

Lopende band
Ford gebruikte in zijn fabriek al standaard onderdelen. Zijn revolutionaire toevoeging aan het ‘moderne’ productieproces was de lopende band. De truc had hij af-gekeken bij de grote slachthuizen. Alleen draaide hij het principe om. In plaats van het steeds verder uit elkaar halen van het karkas, ging hij steeds meer onderdelen toevoegen aan het auto-chassis. Het standaardiseren van het personeel bleek een groter probleem. De arbeiders waren het keurslijf, zoals iedere dag op tijd op het werk verschijnen, niet gewend. Met een reeks van zeer vergaande maatregelen dwong Ford zijn werknemers zijn norm op. Hij moest ook wel. Hij had immers te maken met een personeelsverloop van maar liefst 370 procent. Bovendien bleek een groot deel van zijn personeel ‘s ochtends niet te komen opdagen. De uitvinder van de lopende band creëerde daarom de nieuwe werknemer: gestandaar-diseerd en makkelijk uitwisselbaar. Arbeidsverdeling degradeer-de de handwerksman tot machine- bediener. Het denkwerk verschoof hij naar hogere echelons. De arbeider bestuurde de machine, het middenkader op haar beurt de arbeiders.

Uittreksel
De geschiedenis van de technologie begint niet bij de industriële revolutie, maar een paar millenia eerder. De boeken 400.000 jaar maatschappij en techniek en Ontdek de technologie beschrijven deze historie. Het blijkt echter een te grote kluif om deze tijd in één boek te behappen, ook als alle niet-westerse techniek buiten be-schouwing blijft. De auteurs moeten zich daarom beperken. En dat kan op verschillende manieren. Beide boeken beginnen met de vuistbijl en eindigen in het infor-matietijdperk. Maar het tussenliggend gebied vullen ze beiden anders in.
Het boek 400.000 jaar maatschappij en techniek geeft een chronologisch overzicht. Het verscheen vol-gens de inleiding eerder in dic- taatvorm in Delft en Eindhoven voor het vak Geschiedenis van de techniek. Dat blijkt wel: het lijkt nog het meest op een groot uittreksel. Alle belangrijke aspecten staan puntsgewijs vermeld. Het boek besteedt aandacht aan de maatschappelijke omstandigheden en consequenties van de technische ontwikkeling door de eeuwen heen. De chronologische vol- ledigheid gaat ten koste van de smeuigheid: voor uitwijdingen en anekdotes is geen plaats.
Ontdek de technologie is in dat opzicht het spiegelbeeld. De auteur beperkt zich tot enkele aan-dachtspunten, zoals bijvoorbeeld ‘technologie op de werkplek’, ‘vuil en wanorde’, en ‘uitvinders en uit-vindingen’. Deze opzet geeft wat ruimte om ook de meer anekdo-tische achtergronden te belichten. Dit boek verscheen ter ondersteuning van de Teleac-serie over dit onderwerp. Het ontbreekt door de ‘collage-vorm’ echter aan overzicht en volledigheid. Wat dat betreft vullen de twee boeken elkaar aan.

400.000 jaar maatschappij en techniek; Marie-Louise Ten Horn - Van Nispen; 176 pagina’s, geïllustreerd; uitgeverij Lemma, Utrecht 1996; ISBN 90 5189 582 8; fl. 39,50

Ontdek de technologie; Carroll Pursell; 224 pagina’s, geïllustreerd; Teleac, Utrecht, ism Kosmos-Z&K Uitgevers, Utrecht 1994; ISBN 90 6533 369X (Teleac); fl. 39,50