Discussie telematicacongres ontbeert rode draad

door Fred Gaasendam

Het meest spraakmakende onderdeel van het vorige week gehouden lustrumcongres ‘De Telematica Revolutie’ was de ronde-tafeldiscussie, die tussen twaalf en één in de blauwe zaal gehouden werd. Niet in het minst werd die spraakmakendheid veroorzaakt door het flux de bouche van tv-presentator en journalist Victor Deconinck, die voor een afgeladen zaal de panelleden uitdaagde antwoord te geven op prikkelend geformuleerde stellingen. ‘We krijgen een containerdiscussie’, waarschuwde Deconcinck aan het begin van de bijeenkomst. ‘We gaan het immers hebben over de maatschappelijke implicaties van de informatietechnologie, en daarmee kun je als in een mand vlooien van links naar rechts springen.’

Aan het eind van de discussie bleek dat Deconick deels gelijk had gekregen. De discussie was onderhoudend, maar een consistente lijn ontbrak lange tijd. Toch kwam er een - overigens tijdens het gehele congres steeds terugkerende - notie naar voren dat grote groepen in de samenleving de informatierevolutie niet meer kunnen volgen en definitief dreigen af te haken. De tweedeling nam een aantal vormen aan: producent/consument, kansrijk/kansarm en globalisering versus individualisering.

Rechten
Het discussiepanel bestond uit een, zoals het programmaboekje het formuleerde, ‘representatieve vertegenwoordiging van maatschappelijke partijen en belangen’. De ‘bobo’s’ werden op een soms ironische toon aan het publiek voorgesteld door Deconinck: H. Albeda, economisch beleidsmedewerker van de Consumenten-bond (‘als er maar iets op consu-mentengebied te doen is, snelt hij naar de televisie om commentaar te geven, daarom heeft hij ook dat speciale Van der Togt-jasje aan’); J. Smits, hoogleraar Recht en Techniek van de TUE (‘thuiswedstrijd’); B. Pollmann, secretaris van de Kamer van Koophandel en Fabrieken in Zuidoost-Brabant; W. Ekas, vice-president Human Resources voor Europa, Midden-Oosten en Afrika van Lucent Technologies;
P. de Graaf, secretaris Informatiebeleid en Telecommunicatie van het VNO-NCW en R. van Esch, raadsadviseur Informatietechno-logie van het kabinet van de minister-president.
‘Worden de rechten van de consument versterkt door de huidige technologische ontwikkelingen, of juist niet? Wanneer je bijvoorbeeld bij Albert Heijn digitaal afrekent, weet men na een half jaar precies hoeveel Pampers je gebruikt en of je vrouw al of niet vleugels nodig heeft’, aldus de eerste vraag aan Albeda van de Consumentenbond. ‘We hebben niet echt een consumentenmarkt’, luidde diens antwoord. ‘De consument kan wel kiezen, maar de aanbieders maken de keuze moeilijker. Een consument kan in plaats van naar Albert Heijn te gaan ook naar Dirk van de Broek stappen, die zes procent goedkoper is. Albert Heijn biedt echter zegeltjes aan, waardoor het onduidelijk wordt wie nu echt goedkoper is. Het blijft een strijd tussen consument en aanbieder.’
W. Ekas van Lucent Technologies zei dat Internet er in ieder geval voor zal zorgen dat de vrijheid van het individu zal toenemen. Hij merkte op dat het in een bedrijf moeilijker wordt om medewerkers aan te sturen, doordat zij vaak samenwerken met collega’s uit andere landen. Daar kan men geen controle op uitoefenen. Netwerken worden steeds belangrijker, ze zullen echter niet de hiërarchische structuren vervangen.’

Twee snelheden
Vervolgens roerde Deconinck de tweedeling aan van de maatschappij van de twee snelheden: ‘Eén deel van de samenleving staat ‘s morgens op, neemt even snel wat drank waar alle vitamines al inzitten, gaat op de hometrainer televisie kijken, belt in de auto iemand, ondertussen op de boordcomputer kijkend of hij wel op de goede weg rijdt. En er is een deel van de samenleving die dat tempo niet meer kan bijhouden.’
Professor Jan Smits nuanceerde dit beeld. ‘Ik vraag me af of je het een samenleving van twee snelheden moet noemen. Je ziet wel dat mensen echt kiezen om mee te doen. Anderen stappen er uit en gaan bijvoorbeeld naar een speciaal soort winkels waar ze de confrontatie met de informatietechnologie niet hoeven aan te gaan. Die doen ook niet mee aan verkiezingen. Wij hebben de verantwoordelijkheid om ervoor te zorgen dat die mensen in ieder geval in staat gesteld worden om te kiezen òf ze mee willen doen of niet.’
Deconinck stapte vervolgens de zaal in om het publiek te laten reageren op de uitingen van de panelleden. ‘U hebt nu wat meningen gehoord van het panel. ‘Waar staat u nu eigenlijk?’, vroeg hij aan een bezoeker, die er volgens hem wel ‘strijdbaar’ uitzag. ‘Ik kom uit Borculo’, was het antwoord, waarmee ogenschijnlijk de constatering van een tweedeling op het gebied van kennis over informatietechnologie gewettigd leek. De spreker, directeur van een klein bedrijf, bleek echter toch wel het nodige af te weten van moderne communicatietechnieken en wees op het feit dat deze technieken vooral in sociaal opzicht veel beperkingen kennen.

Anarchisme
Albeda haakte hierop in en merkte op dat het zeker voor ouderen belangrijk is om een design for all te kweken. Overigens merkte dr.ir. Ad van Berlo van het Centrum Techniek voor Ouderen van de TUE tegen het einde van de discussie op dat ouderen in toenemende mate zichzelf nieuwe technieken eigen maken. ‘We hebben in een verzorgingstehuis een computer neergezet en dan zie je dat mensen van rond de tachtig via Internet postzegelverzamelingen uit Amerika gaan ophalen.’
Donald Norman van Apple, die eerder op de ochtend al een toespraak had gehouden over de vele effecten van telematica, stelde de zaken heel scherp: ‘Degenen die bang zijn voor nieuwe technieken, zijn de echte slimmerikken.
Zolang producten ‘technology-driven’ zijn in plaats van ‘person-driven’, kom ik er niet bij in de buurt.’ ‘Techniek als basis nemen zorgt dus voor een ‘zwart’ scenario’, zo vatte Deconick samen, ‘en de mens als uitgangspunt zorgt voor een ‘wit’ scenario bij de ontwikkeling van informatietechnologie.’
Vervolgens vatte hij het onderwerp ‘privacy’ bij de kop. Zelf stoort hij zich vreselijk aan het feit dat straks iemand weet hoeveel flessen Beaujolais hij in een jaar opdrinkt. Smits reageerde hierop met de constatering dat de overheid in tien jaar tijd een totaal andere houding ten opzicht van privacy heeft ingenomen. Koppelingen van overheidsbestanden was vijftien jaar geleden uit den boze. Tegenwoordig gebeurt dat wel, bijvoorbeeld via het sofi-nummer. De overheid normeert helemaal niet, aldus Smits. De huidige situatie op het gebied van privacy, met een privacywet en een heleboel andere wetten waar privacy-bepalingen in opgenomen zijn, zorgt ervoor dat op dit gebied men de bomen niet meer door het bos ziet.
Smits gaf vervolgens stof tot nadenken met de meest opmerkelijke stelling van de discussiebijeenkomst: ‘Als we nou eens het lef zouden hebben, denkend aan virtuele bedrijven en virtuele staten, om de burger weer te bekleden met zijn originele rechten. In juridische termen gesproken: afstappen van het territorialiteits-beginsel en het personaliteitsbe-ginsel invoeren. Misschien moeten wel wat meer in het anarchisme geloven. Alleen moeten we het dan wat harder normeren. De telecom-municatie geeft ons de gelegenheid dat te doen.’
Aan het einde van de discussie riep Deconinck dat het onmogelijk is om binnen een uur door zo’n breed scala aan onderwerpen te hoppen. ‘Waar vindt je nu het verbindend principe? Verwacht het niet van mij’, verzuchtte hij.