Raad in conflict over zittingstermijn

door Fred Gaasendam
Kan de Tweede Kamer besluiten om geen verkiezingen uit te schrijven en zichzelf een tweede termijn te schenken? Het lijkt een hoogst ondemocratische procedure: kamerleden worden voor een bepaalde periode gekozen en worden daarna door middel van verkiezingen gewogen en te licht of zwaar genoeg bevonden voor een volgende termijn. Raadslid Nico Linssen maakte de vergelij-king tussen de U-raad en de Tweede Kamer tijdens de afgelopen vergadering op 18 november.
De raad stond voor een probleem dat wordt veroorzaakt door de MUB, de nieuwe wet op het hoger onderwijs die nog door de Eerste Kamer moet worden goedgekeurd. De aansluiting tussen de oude en de nieuwe wet verloopt door het tijdstip van de verkiezingen bij de TUE namelijk niet vlekkeloos. Wanneer de Eerste Kamer er niet al te lang over doet, zal de MUB waarschijnlijk vlak voor of na de zomer in werking treden. Dit voorjaar moeten er voor de U-raad verkiezingen worden gehouden. De zittingstermijn van de huidige leden loopt namelijk af per 1 juli. Het college van bestuur stelt in een brief aan de raad voor om de overgangsperiode te overbruggen door de zittingstermijn van de raadsleden te verlengen. Langer dan een jaar hoeft dat niet te worden, zo rekent het CvB in de bewuste brief voor. Een en ander hangt uiteraard wel af van de datum van invoering van de MUB.

Hoorzitting
Het CvB bleek een moeilijk voorstel gedaan te hebben. De raad was verdeeld in twee kampen: ‘pragmatici’, die zich wel konden vinden in het voorstel, en ‘prin-cipiëlen’, die heel wat meer problemen bleken te hebben met de verlenging van de zittingstermijn.
Het voorstel van het CvB was voorafgaand aan de raadsvergadering van maandag aan de orde geweest in de raadscommissie Beleidsontwikkeling. Daar bleek een tweederde meerderheid van de leden op basis van pragmatische redenen zich te hebben uitgesproken vóór het voorstel van het CvB. Wel stelde de commissie een amendement voor op het voorliggende besluit, waarin het voorbehoud werd gemaakt dat de MUB uiterlijk op 1 september 1997 in werking zou moeten treden.
Het CvB, bij monde van ir. Joris van Bergen, had niet al te veel problemen met het amendement. Het zag er met andere woorden aanvankelijk redelijk zonnig uit voor het voorstel. Maar het werd beslist geen hamerstuk. De toon voor het staken der stemmen later op de vergadering werd gezet door raadslid ir. Bart Knaack van Groep 2000, die een motie voorlegde waarin hij voorstelde om de achterban door middel van een hoorzitting te raadplegen. De overweging voor de motie was dat hij het principieel onjuist vond dat de raad over zijn eigen zittingstermijn ging beslissen. Overigens was door Van Bergen in een eerder stadium al benadrukt dat het besluit van de raad juridisch gezien geen problemen zou opleveren.

Blamage
Maar dat bleek niet genoeg voor de raad om tot een besluit te komen en er ontspon zich een discussie tussen ‘preciezen’ en ‘rekkelijken’. Prof.dr. Martien de Voigt, behorend tot de rekkelijke WP-UR, zag weinig heil in verkiezingen in het voorjaar. ‘Er treedt bestuurlijk een totaal nieuwe situatie in. Ik schat dat voor een nieuwe verkiezing absoluut geen of bijzonder weinig animo zal zijn. Democratische raadpleging is dan een farce. Dan kunnen we beter, ordentelijk gekozen, nog even doorgaan.’ Drs. Monique Bouman zou een hoorzitting zelfs een blamage vinden. ‘We hebben dit voorstel al drie weken in bezit’, zo merkte zij op. ‘Er is dus tijd genoeg geweest om de achterban te raadplegen. Daarvoor hoeft geen hoorzitting te komen.’
Raadslid dr. Nico Linssen riposteerde: ‘We hebben gewoon een mandaat voor twee jaar. Er zit niks anders op dan verkiezingen te houden. Je kunt je eigen mandaat niet verlengen.’ Wanneer je uit pragmatisch oogpunt dat dan toch wil doen, dan is het zaak om gewetensvol te werk te gaan, zo meende Linssen verder. Daarvoor is een hoorzitting nodig. In het raadplegen van de achterban zoals Monique Bouman dat deed, zag hij weinig heil. ‘Het raadplegen van de achterban gebeurt in een democratie normaal gesproken door een verkiezing, niet door het opbellen van mensen of zo.’ De motie van Knaack zag Linssen in dat kader eerder als een poging om recht te breien wat krom is.
Na een korte schorsing werd de motie in stemming gebracht. Monique Bouman gaf vooraf nog een duidelijk stemverklaring: ‘Mocht het zo zijn dat er een hoorzitting wordt georganiseerd, dan doet de fractie UR die dag iets anders.’ Vervolgens staakte de stemmen (twaalf voor, twaalf tegen). Voorzitter Huyskens diepte echter een regel uit het regelement van orde op, waaruit bleek dat een motie van orde, zoals die van Knaack, verworpen wordt bij het staken van de stemmen. Daarna kwam het amendement van de raadscommissie Beleidsontwikkeling in stemming en het besluit om de zittingstermijn te verlengen. Het amendement werd aangenomen, bij het besluit staakten echter de stemmen wederom. In herstemming zag voorzitter Huyskens weinig heil, wel in een ‘uitloopvergadering’ op 25 november aanstaande om 16.00 uur. Mogelijk zal dan, misschien toch als gevolg van tussentijdse raadpleging van de achterban, de balans minder in evenwicht zijn.