Bedrijfskundige aspecten van hergebruik nader bekeken

door Han Konings & Huibert Spoorenberg

Begin van dit studiejaar ging HEROS van start; een strategisch programma over de bedrijfskundige aspecten van hergebruik. Dat onderwerp wordt zowel maatschappelijk als wetenschappelijk als belangrijk ervaren, omdat er financiële, logistieke, informatie- en techniekkanten aanzitten. Vorige week vond in samenhang hiermee een driedaags, internationaal seminar plaats over hergebruik, dat een zeer compleet beeld gaf van de stand van zaken op dit gebied.

‘Al vier jaar wordt er binnen onze vakgroep onderzoek verricht naar hergebruik’, vertelt ir. Ad de Ron, werkzaam bij de vakgroep Fabricagetechnologie van de faculteit Technologie Management. ‘Daarmee hopen we binnen de faculteit een soort vliegwieleffect te genereren.’ De Ron is tevens coördinator van ENREM (European Network for Reuse and Manufacturing), een organisatie waarin twaalf Europese universiteiten zich hebben verenigd, met als doel te komen tot kennis over hoe hergebruik er in de toekomst uit moet gaan zien.
Op 2 september jongstleden ging op de TUE het HEROS-project van start. In totaal zijn daar nu 23 studenten mee bezig, waarvan vijf afkomstig van de KU Brabant. Ze krijgen ondersteuning van een werkgroep bestaande uit veertien universitaire begeleiders.

Inventarisatie
‘We zijn gestart met het maken van een inventarisatie van alle problemen, wensen en eisen, om te weten te komen hoe het hergebruik er over vijf tot tien jaar uit moet zien’, zegt De Ron. ‘Daarvoor nemen we interviews af met de ministeries van EZ en VROM, brancheorganisaties, producenten zoals Philips en Océ van der Grinten, en tenslotte met ondernemingen die de boel moeten gaan verwerken. Dan weten wij welke richting wij uit moeten met ons onderzoek.’
De studenten zullen bij de diverse bedrijven hun afstudeerwerk verrichten. De Ron: ‘Uiteindelijk hopen we binnen dit project te komen tot een generalisatie van hun onderzoeksresultaten, zodat we uitspraken kunnen doen die voor bepaalde branchegroepen gelden. Dat kan dan bijdragen aan een verdere toename van hergebruik. Als de kosten ervan gaan dalen, zal dat laatste zeker gebeuren.’
Het bedrijfsleven staat zeer positief tegenover HEROS. Er is een zogeheten ‘gendergroep’ gestart, die als een soort klankbord moet fungeren. Daarin vertelt de TUE wat men op dit moment voor onderzoek doet, bedrijven vertellen op hun beurt wat zij graag onderzocht zouden willen zien. ‘Er bestaat duidelijk behoefte om kennis uit te wisselen, en wij staan in zekere zin vooraan op het gebied van onderzoek naar hergebruik. Vandaar dat we vorige week ook een internationaal, driedaags seminar over hergebruik georganiseerd hebben’, aldus De Ron.

Productkwaliteit
Eén van de eerste sprekers op dit seminar kwam van dicht bij huis. Het was prof. Jacqueline Cramer, werkzaam bij Philips Consumer Electronics en tevens verbonden aan de KUB. Zij ging niet zozeer in op het aspect hergebruik als wel op de voor- en nadelen bij het duurzamer maken van consumentenelektronica.
Volgens Cramer wordt er bij Philips Consumer Electronics de laatste drie jaar zeer nadrukkelijk gekeken naar hoe men producten eco-efficiënter kan produceren. Verschillende opties staan daarvoor open. Om te beginnen kan men proberen minder materiaal te gebruiken en het energieverbruik van apparaten te verlagen. Wat dit laatste aangaat is men er bij bijvoorbeeld tv’s in geslaagd om het energieverbruik met driekwart terug te snoeien. Ook het verlagen van het gebruik van giftige stoffen, het recyclen van materialen en het optimaliseren van de levensduur van apparaten zijn mogelijkheden. Helaas zitten aan deze oplossingen ook veel haken en ogen. Zo kun je een tv robuuster maken, waardoor hij langer meegaat, maar kan door modegevoeligheid het apparaat toch verouderen. In de westerse wereld heeft men het geld om nieuwe apparaten te kopen en stralen ze zelfs een zekere status uit, aldus Cramer. Volgens haar zou men moeten proberen tijdloze ontwerpen te maken, dingen die met waardigheid oud kunnen worden. Cramer wees erop dat het een vrij complexe zaak is om op dit gebied de juiste beslissingen te nemen. Philips Consumer Electronics richt zich nu vooral op de productkwaliteit. Dat houdt in dat men wil leren van vroegere defecten in apparaten en die in de toekomst tracht uit te bannen. Dat economische motieven, zoals het willen verkopen van zoveel mogelijk producten, ook nog als stoorzender kunnen werken, werd door Cramer nog even als een terzijde opgemerkt.

Groen imago
Volgens R. Germans van IBM Amsterdam heeft deze computerfabrikant een drietal redenen om aan hergebruik te doen. Allereerst financiële redenen, omdat onderhoud goedkoper kan het door gebruik te maken van gebruikte onderdelen. Verder ter bescherming van de technologie tegen diefstal en fraude. En tenslotte uit milieuoverwegingen, ter ondersteuning van het ‘groene’ imago van IBM.
Germans schetste tijdens zijn lezing hoe de hele logistiek van terug- en heringebruikname van gebruikte computers bij IBM in zijn werk gaat. In ieder Europees land is een punt waar de PC’s binnengebracht worden. Daar wordt bekeken welke als compleet product kunnen worden hergebruikt en tevens wat de markt vraagt, want soms is daar een groot verschil tussen. Herverkoopbare computers worden gecheckt en indien nodig gerepareerd en ge-upgrade.
Ongeveer twintig procent van de computers die binnenkomen kan niet meer worden doorverkocht en wordt ontmanteld. Dat gebeurt in een van de ontmantelcentra van IBM in Amsterdam en Italië en binnenkort ook in Duitsland. Onderdelen die nog gebruikt kunnen worden, haalt men er daar uit, en wat echt niet meer te gebruiken is, slechts zo’n drie à zeven procent van wat er binnenkomt, wordt afgedankt. Metaal wordt gesmolten en chemisch afval gaat naar de verwerker. IBM is momenteel uitgebreid bezig om ook dit te centraliseren.
Maar wat doet IBM met alle bruikbare computers en onderdelen? Daarvoor hebben ze het Common Parts Process System (CPPS), vertelde Germans, een groot on-line controlesysteem voor Europa, het Midden-Oosten en Afrika, dat precies op de hoogte is van wat zich waar bevindt. Jaarlijks gaan er namelijk alleen in Europa al zo’n 200 tot 250 duizend complete IBM computers om en een veelvoud aan onderdelen. CPPS bepaalt wat en hoeveel waar naartoe gaat.

Softwaretools
Het is bekend dat het leeuwedeel van de kosten van een product in het ontwerp ervan besloten liggen. Het is daarom noodzakelijk dat de ontwerper al in de ontwerpfase zorg draagt voor eenvoudige demontage van het product. Problemen die bij demontage optreden zijn bijvoorbeeld de enorme variëteit aan gebruikte materialen en verbindings- technieken, de vaak complexe structuur en schade ten gevolge van gebruik en transport.
De ontwerper kan tegenwoordig echter ondersteuning krijgen van programmatuur die zwakke punten aanwijst en daar verschillende alternatieven voor aandraagt, zodat het product verbeterd wordt en de economische efficiëntie van het proces vergroot. Zulk gereedschap voor het ontwerp van een adequate demontage van producten is ontwikkeld door verschillende Duitse universiteiten, zo bleek uit de laatste lezingen van dit seminar. Er werden twee softwarepakketten voor productontwikkeling beschreven, Astroid en Recon, waarbij terdege rekening wordt gehouden met demontage en recycling. Op basis van het demontageniveau bepalen ze de optimale demontagevolgorde, -tijd en -kosten.
Uit de vele kritische vragen die na afloop van deze lezingen gesteld werden, bleek wel dat er nog het een en ander rammelt aan deze pakketten. Ze mogen nog zeker niet als ‘kant-en-klaar’ worden aangeprezen. Maar het zijn de eerste stappen. Het doel van hun ontwikkeling is uitbreiding van gepresenteerde bepalingsmethoden met consultatiemodules en informatiesystemen voor recycle-technologieën. Verder is er een gedeeltelijk geautomatiseerde generering van het demontageplan gepland, gebaseerd op bestaande CAD-data.

Al met al waren de reacties op dit seminar bijzonder positief en over twee jaar kunnen we een vervolg verwachten. In maart volgend jaar zullen verder de resultaten van de inventarisatiefase van HEROS gepresenteerd worden, en ergens in november volgt de afsluiting van het project met de presentatie van de individuele afstudeeropdrachten.