Oud-decaan Bax blijft bezorgd over zijn faculteit

door Gerard Verhoogt

‘Nee, ik kijk niet om in wrok. Ik heb met iedereen buitengewoon plezierig gewerkt. Natuurlijk hou ik mijn zorgen over de koers van de faculteit, maar daar doe ik nu niet meer aan mee, mijn opvattingen heb ik vaak genoeg verkondigd’, aldus Thijs Bax, oud-decaan van Bouwkunde. Afgelopen vrijdag hield hij zijn afscheidsrede voor een volle zaal belangstellenden. In juni trad het faculteitsbestuur na een langdurige crisis af, waarna Bax met de vut ging, na ruim twintig jaar bij Bouwkunde in dienst te zijn geweest, waarvan twaalf jaar als decaan.

‘Het is mooi om een gebouw te zien verrijzen vanuit het niets’, vertelt Bax over zijn keuze voor de HTS. Die verwondering begon al vroeg, want zijn opa had een bouwbedrijf, later nog een tijd gerund door zijn oma, en twee ooms zaten in de bouwwereld. Na de HTS en zijn diensttijd ging hij naar de Technische Hogeschool in Delft. De studie ging hem makkelijk af en hij maakte reizen naar India, Marokko en Griekenland.
Vanaf het begin interesseerde Bax zich al voor de theoretische aspecten van bouwkunde. Wat trok hem daarin aan? ‘De vraag was altijd: Kun je een ontwerpproces zo inrichten dat je tijdens dat proces met iedereen kunt blijven communiceren, en kun je daar bepaal-de lijnen in brengen? Hoe kun je intuïtieve en rationele aspecten hand in hand laten gaan? Maar in de technische wetenschappen blijft het niet bij alleen beschouwen, daar moet je ook zelf ervaring als ontwerper hebben. En dan reflecteren om het de volgende keer beter te doen.’

Tijdselement
Na zijn afstuderen solliciteerde Bax bij de Stichting Architecten Research (SAR). Het zou een blijvende invloed op hem hebben. Bax: ‘Het sloot aan op mijn afstu-deerproject, de industriële woning-bouw. Kern was dat er een markt is met twee partijen; gebruikers en producenten. De vraag was of en hoe je kunt inspelen op de wen-sen van de bewoners en op die van de productiekant.’ Belangrijk was ook dat John Habraken begin jaren ’60 een nieuwe, participerende visie op de (woning)bouw ontwikkelde. Bax: ‘Bewoners moesten een daadwerkelijke inbreng hebben in de vormgeving van hun woonomgeving. De drager werd aangeboden, gebruikers konden de rest zelf invullen, afhankelijk hun behoeften. De bouw-productie zorgde voor de dragers die langer meegingen, terwijl de wisselingen in de woning veel sneller gaan. Dat tijdselement is essentieel en dat hebben we nadrukkelijk ingebracht in het architectonisch en bouwkundig denken. Het hele concept is nog steeds actueel; het is nog steeds de vraag hoe je de marktvraag en de (mogelijkheden van de) techniek op elkaar kunt afstemmen.’

Gedachtengoed
Met twee partners begint Bax het architectenbureau JOB (1970-1975), waar hij de participerende theorie in praktijk wil brengen. Het bureau wint een grote prijsvraag; de ontsluiting van de Maarsenbroek-se polders met zo’n tienduizend nieuwe woningen. Om belangenverstrengeling te voorkomen verlaten Bax en zijn partners de SAR. Maar de praktijk blijkt weerbarstiger dan de participerende opzet, en bij de polderstad gaat de gemeente vooral haar eigen gang. Later realiseert JOB wel meer van haar plannen, zoals bij grote woningbouwprojecten in Gouda en Dordrecht.
Bax: ‘Die theorie bewees in die projecten zijn waarde, je kunt maximaal gebruikmaken van wat mensen kunnen. Kenmerkend voor het bureau was dat we tegelijk aan dezelfde projecten werkten, ieder vanuit z’n eigen invalshoek en met z’n eigen zwaarte- punt. Als het nodig was haalden we expertise van buiten.’ Dit ge-dachtengoed legt hij vast in een dissertatie en in 1976 wordt hij hoogleraar aan de TUE als opvolger van Habraken. Een moeilijke beslissing, want het bureau liep goed.

Raamwerk
Op de TUE had Habraken de SAR-gedachte verder uitgewerkt. Bax: ‘Dat was de formule geworden van de toenmalige faculteit en dat is het nog steeds. Eindhoven zou zich van Delft onderscheiden door het bouwen voor een industriële samenleving. Dat vroeg om een brede opzet waar je alle disciplines van de bouw in terug zou vinden. Een uitvoeringstechnicus was een aannemer en wie bouwfysica deed was een natuurkundige. Daardoor konden we dieper ingaan op die onderzoeksgebieden dan in Delft. De enige eis was dat iedereen zich openstelde voor een ontwerpende bijdrage aan de bouwkunde. Dat was een goede formule en dat is eigenlijk nog altijd het grote raamwerk. Habraken ging weg en ik vond de SAR-gedachte heel belangrijk. Ik dacht dat als Habraken wegging en er komt iemand die dat helemaal niet ziet zitten, er een belangrijk gedachtengoed verloren ging. Bovendien zou ik mijn wetenschappelijk werk niet meer ‘s avonds, in de weekends of tijdens de vakanties hoeven doen.’
Al in 1978 wordt hij decaan, te vlug zegt hij achteraf. Bax over die aanstelling: ‘Iedereen vond het vervelend werk want dan had je bijna geen tijd meer voor je primaire doelen: onderwijs en onderzoek. Het was ook een zware baan, want je was toen ook nog beheerder. Maar ik had belangstelling voor het concept van de faculteit en ik had de neiging me te bemoeien met het grotere geheel. Dat vond de faculteit wellicht nog het belangrijkste, want er waren veel interne spanningen. Het integratieve concept van de SAR leek de manier om alle tegenstellingen te overbruggen in het concept ‘bouwkundig ingenieur’. Langzaam werd voor mij de faculteit op een ander abstractieniveau ook een soort ontwerpopgave.’ Ook toen is Bax al eens afgetreden, toen de raad al in de propedeuse een specialisatie wilde van de afstudeerrichting. Om er vervolgens snel op terug te komen. Na een extra jaar treedt Bax in ’81 af.
In ’85 wordt hij weer gevraagd als decaan. Het gaat slecht met de faculteit: door alle bezuinigingen moest dertig procent van het personeel weg, het aantal leerstoelen werd gehalveerd, en er meldden zich maar 86 eerstejaars. Bax was één van de weinige fulltime hoogleraren èn hij had ervaring. Zijn aanstelling werd steeds gecontinueerd, tot eind vorig jaar de eerste barsten in de bouwwerk komen bij de benoeming van een nieuwe hoogleraar. Het bestuur wilde een interne kandidaat, de raad een externe. Een poging tot een compromis heeft geen effect; docenten en studenten gaan zich roeren, er komt een symposium.
Bax: ‘Tot dan toe was alles beheersbaar, maar toen buitenstaanders de boel op straat gooiden niet meer.’ Het bestuur treedt uiteindelijk terug en Bax ging met de vut. En nu? Bax: ‘Ik werk ‘s ochtends bij het Stan Ackerman Instituut als voorzitter, ik ben bezig met een bijdrage vanuit de bouwkundige hoek voor het Design Research Centre dat aan het SAI verbonden wordt. Ook wil ik al lang een boek schrijven over de filosofie van bouwkundige ontwerpen. En ik heb veel meer tijd voor mijn vrouw.’