Commissie had te weinig aandacht voor technologie

door Fred Gaasendam
De faculteit Scheikundige Technologie van de TUE kent volgens de onderzoeksvisitatie van de VSNU twee excellente onderzoeksgroepen: die van prof.dr. Rutger van Santen en die van prof.dr. Bert Meijer. Er zijn vier onderdelen waarop de vakgroepen op een schaal van 1 tot 5 kunnen scoren: kwaliteit, productiviteit, relevantie en levensvatbaarheid van het onderzoek. De commissie roemt de groep van Van Santen, Anorganische Chemie en Katalyse, als een uitstekende groep van grote internationale allure. De onderwerpen die deze groep bestudeert, zijn niet alleen van een groot wetenschappelijk, maar ook van een groot technologisch belang. De groep van Meijer, Organische Chemie, krijgt eveneens een internationale toppositie toegewezen. Opvallend, gezien het feit dat deze groep nog maar vrij kort bestaat.
De vakgroep van prof.dr.ir. Guy Marin, scoort vier keer de kwalificatie ‘goed’ op de vier onderdelen. De overige groepen scoren alle vieren en drieën op de diverse onderdelen. Duidelijk slechter zijn de groepen van prof.dr.ir. Dick Thoenes (inmiddels met pensioen) en de inmiddels opgeheven vakgroep die zich bezighield met toegepast colloïd-onderzoek. Voor de vakgroep van Thoenes, Chemische Reactoren en Dispersies, geldt overigens wel dat deze een goede levensvatbaarheid heeft. De relevantie van het onderzoek is bevredigend.
De groep van prof.dr.ir. Carel Cramers, Milieutechnologie, wordt wat wisselend beoordeeld door de visitatiecommissie. Men is niet erg onder de indruk van de onderzoeksaanpak van de groep, maar de plannen zijn wel bemoedigend. Het onderzoek van de groep staat nog in de kinderschoenen en de productie is vooralsnog onbevredigend.

Contractonderzoek
Gemiddeld scoort de gehele faculteit overigens in het totaal lager dan het streefcijfer van gemiddeld 4 dat het CvB onlangs noemde tijdens de presentatie van denkbeelden over de toekomst van de TUE.
De visitatiecommissie constateert verder dat het accent bij de vakgroepen soms wel erg ligt op praktische toepassingen. Er is niet zo veel interesse in fundamentele, wetenschappelijke problemen, innovatie en de introductie van nieuwe methoden. De commissie meent dan ook dat de faculteit zich flink moet inspannen om de wetenschappelijke kwaliteit van het onderzoek te versterken door deel te nemen aan nieuwe ontwikkelingen. Dat is beter dan de bestaande programma’s met betrekking tot toegepast en contractonderzoek uit te breiden.
‘We trekken ons dit zeker aan’, zegt prof.dr. Ruud Metselaar, decaan van Scheikundige Technologie. ‘Vooral in de technologiegroepen is in het verleden te weinig aandacht geschonken aan publiceren in wetenschappelijke tijdschriften. Maar het zal niet betekenen dat we nu ook minder contractonderzoek gaan doen.’ Metselaar vindt overigens wel dat de visitatiecommissie het accent op fundamentele wetenschap erg zwaar heeft laten wegen en de technologische component onderwaardeert. ‘De groepen die bij ons als excellent beoordeeld zijn, zijn ook de groepen die sterk wetenschappelijk georiënteerd zijn. Bij de groepen die vooral goed toegepast werk doen, staat er in het rapport al snel de opmerking bij dat ze zich meer op fundamentele wetenschap moeten richten.’