Drukker
Jacobs heeft zijn kantoor in het auditorium, boven de senaatszaal. Van daar uit trekt hij aan de touwtjes. Het begrip dienstverlening gaat ver bij hem. Als hem iets gevraagd wordt, luidt zijn antwoord meestal: ‘Dat moet toch kunnen.’ En dan moet het ook snel, zeggen zijn medewerkers. Zijn motto is dan ook: ‘Het onmogelijke is bijna altijd mogenlijk.’ Is dat zo?
Jacobs lacht eens voor zich heen, maar wil dat ook wel toegeven. ‘Het moet wel! Het verschil met vroeger is dat het nu veel drukker is. Zo zijn bijvoorbeeld promoties, congressen, symposia, voorlich-tingsdagen, muziekuitvoeringen en uiteraard de activiteiten van Studium Generale sterk in aantal toegenomen. En dan heb je nog de normale, iedere dag terugkomen-de onderwijsactiviteiten. Dat legt een steeds zwaarder wordende druk op ons. Ja, het tempo ligt hier wel eens erg hoog.’ De onderwijs-activiteiten, hoe zit het hiermee? Met nadruk bevestigt Jacobs dat onderwijs een primaire activiteit is gebleven in het nieuwe gebouw. In zijn visie is het zeer belangrijk. ‘Onderwijs is de grootste gebruiker. Alle zaken op dit gebied moeten dan ook honderd procent goed verlopen’, laat hij weten.
Volgens Jacobs is er een nieuwe manier van werken ontstaan. ‘Als manager ben ik nu veel meer tijd kwijt met het sturen en begeleiden van de diverse activiteiten. De veelheid aan activiteiten heeft ook allerlei nieuwe technische hoogstandjes met zich meegebracht. De mensen komen met allerlei high-tech apparatuur naar het auditorium en wij moeten er voor zorgen dat ze die ook kunnen gebruiken. Dat gebeurt veel meer dan voorheen, omdat de technische mogelijkheden nu aanwezig zijn en ook nog steeds worden uitgebreid.’ Hij wijst daarbij op het gebruik van de grootbeeldprojector met vaste PC’s die aangesloten zijn op TUECIS.
Voldoet het auditorium nu aan het gestelde doel? Jacobs knikt heftig van ja. Zegt: ‘De opzet, een multifunctioneel gebouw dat in principe 365 dagen per jaar open is, wordt dicht benaderd.’ Een van de dingen die hem zelf bijzonder aanspreken in het nieuwe gebouw, is de tweedeling ervan. Zo kunnen de onderwijsactiviteiten gewoon doorgaan terwijl er tegelijkertijd een congres wordt gehouden.
Overigens is Jacobs niet te benauwd om ook te vermelden dat er in zijn ogen nog verschillende zaken niet helemaal naar wens verlopen. Door het hoge tempo waarin het auditorium werd gerenoveerd, is er volgens hem een aantal hiaten ontstaan. ‘We worstelen nog steeds met de naweeën hiervan’, constateert hij. Waar gaat het dan om? Jacobs noemt vlot een aantal gebreken. ‘Onder meer de verlichting in de blauwe zaal is een pijnpunt. De lampen zijn al drie keer vervangen. Daar sukkelen we nu nog steeds mee.’ Een ander punt betreft de lekkages aan de ramen. Bij westenwind met regen komt het water met behoorlijke plassen naar binnen. ‘Een kleine ramp’, verklaart de bedrijfsleider. Verder zijn er ook nog problemen met de magneetsluitingen van de collegezalen. Die werken nog steeds niet gemakkelijk. Zo zijn nog wel een aantal dingen te noemen. Het wegwerken van die ongewenste toestanden duurt volgens de kordate Jacobs te lang.
Vandalisme
Toch spreekt hij hier met enige nuancering over. ‘Je moet niet naar elke mug slaan’, vindt hij. ‘Het gebouw is nog niet helemaal afgewerkt. Als alles klaar is, dan hebben wij een prachtig gebouw. Ja toch?’ Echt kwaad kan Jacobs zich maken over de vernielingen die worden aangebracht in vooral de collegezalen. De verloedering houdt niet op bij een pas vernieuwd interieur. ‘Wat gebleven is, is het vandalisme. De verloedering schrijdt nog steeds voort. Stoelen en schrijfbladen. Er gaat geen dag voorbij of ze worden vernield. Ook worden schrijfbladen voortdurend volgeschreven en beklad met allerlei scabreuze teksten’, zegt een teleurgestelde Jacobs. Volgens hem zijn de medewerkers van het auditorium elke week urenlang bezig om de bladen schoon te maken. Vooral de slechte indruk die het auditorium en indirect de TUE hierdoor op de bezoekers maakt, treft hem. Zegt: ‘Die kun je hier toch onmogenlijk mee confronteren!’ Overigens is hij bijzonder te spreken over de actie van een aantal eerstejaars studenten. Dezen schaamden zich behoorlijk voor de schunnige teksten op de schrijfbladen en hebben die ‘s avonds met een groepje schoongemaakt. Dezelfde boosheid overvalt hem als hij verhaalt van de onbeschofte manier waarop sommige mensen zich tijdens een receptie gedragen. ‘Je gelooft het niet, maar het is echt waar’, zegt de nu plotseling strakkijkende Jacobs. ‘Er zijn mensen die het presteren om een brandende peuk op de grond te gooien en die op de nieuwe vloerbedekking uit te trappen. Gewoon schandelijk. Daar heb ik geen woorden voor.’ Vooral in de senaatszaal komt dit veelvuldig voor. Het ergerlijke is daarnaast ook dat de vloerbedekking vervuild wordt door allerlei etensresten en drankvlekken. ‘Is het net schoon, dan is het ook zo weer danig vervuild. Het is net of je een baksteen drijvende probeert te houden’, verzucht Jacobs. ‘Het ziet er gewoon niet uit. Vooral omdat de vloerbedekking - geel en rood - erg besmettelijk is. Schoonmaken kost handenvol geld.’ Dat laatste verdroot ook het college, met name CvB-voorzitter dr.ir. Henk de Wilt. Hij heeft er voor gezorgd dat een speciaal schoonmaakapparaat aangeschaft kon worden. Hiermee kan men elke veertien dagen op een milieuvriendelijke manier de vloer reinigen.
Improviseren
Twee jaar geleden nog maar vond de tamelijk opmerkelijke verhui-zing naar de Bruine Heer plaats. Hoe ging dat in zijn werk en wat was er bijzonder aan het verblijf in dat gebouw in het centrum van de stad? ‘Ach, het was vooral veel improviseren, omdat we ook de universiteit moesten bedienen. Dat betekende een voortdurend heen en weer pendelen’, vertelt Jacobs. ‘Een van deopvallendste dingen in die tijd was het gebrek aan begrip voor de bijzonder moeilijke situatie bij sommige docenten. Er werd veel gezeurd over de krakkemikkige verwarming, de geluidsoverlast door de dunne muren en de beperkte technische hulpmiddelen, die het ook nog wel eens lieten afweten.’
Toch vond en vindt Jacobs het nog steeds een bijna perfecte noodoplossing, omdat het gebouw zich toch wel goed leende voor de tijdelijke doeleinden waarvoor het in gebruikgenomen werd. Er waren bijvoorbeeld meer dan voldoende lokalen, waardoor het onderwijs behoorlijk vlot doorgang kon vinden. Jacobs zegt zelf met zijn groep medewerkers een leuke tijd gehad te hebben in de Bruine Heer. Alleen de betrokkenheid met de universiteit was natuurlijk een stuk minder, geeft hij te kennen. ‘Uiteindelijk waren we allemaal toch wel reuzeblij dat we weer naar het auditorium teruggingen.’ Jacobs is ook goed te spreken over de samenwerking met de andere bewoners van het auditorium. ‘Met de andere gebruikers, Studium Generale, Congresbureau en Centrale Studentenadministratie loopt het prima’, bevestigt hij met
nadruk.