Schuimbekken
‘SANDER!! Telefoon!!’ Een zacht gekreun kwam van de zolderkamer ten teken dat Sander Tanja’s gebrul gehoord had. ‘Het is je moeder’, schreeuwde Tanja ter waarschuwing nog even in het trappengat. Ze liep de badkamer op en griste wat kleren van de waslijn. Iemand had na haar de was gedaan en haar spullen op de lijn aan de kant geschoven. Haar goede bloezen waren dus flink gekreukt opgedroogd. ‘Klootzakken’, mompelde ze binnensmonds naar haar mannelijke huisgenoten. Met haar handen vol schone was liep ze de trap af naar haar kamer. Daar luisterde ze eerst even in de telefoonhoorn of Sander al had opgenomen. ‘Nee mam, ik kan echt niet komen. Het is een virusje denk ik’, hoorde ze Sander nog net zeggen. Glimlachend legde ze de telefoon neer en liep richting kelder. Daar moest nog ergens een werkende strijkbout liggen. Onderweg kwam ze Kees tegen. ‘Oh Kees, als je straks inkopen gaat doen, kan je dan een half brood voor me meenemen. Ik heb niks meer voor morgenvroeg. En neem voor Sander maar een netje sinaasappels mee, want die is weer eens ziek.’ ‘Ja, ja, dat kennen we’, zei Kees, terwijl hij deed alsof hij een borreltje achteroversloeg. ‘Alhoewel, het zou best kunnen. Het heerst gruwelijk op dit moment. Mijn halve roeiploeg ligt ook al te snotteren.’
Op weg naar de Aldi zag Kees Bart lopen. ‘Fiets gejat jongen?’, zei Kees, terwijl hij in zijn remmen kneep. ‘Nee uitgeleend aan de Slak, goddomme’, antwoordde Bart. ‘Ik ga nu naar de Schuimkraag om te kijken of hij daar zit. En ik voel me ook al hondsberoerd, goddomme.’ ‘Ja, het heerst’, wist Kees, ‘Sander heeft het ook al. Moe, koppijn, verkouden, zoiets.’ ‘Moet hij maar oppassen dat hij geen Pfeiffer krijgt’, antwoordde Bart. ‘Ik ken er een stel die dat hebben.’
De Slak bevond zich inderdaad in de Schuimkraag. Maar ook hij had zijn dag niet. ‘s Middags was hij uitgekankerd door een begeleider omdat hij zijn practicum niet had voorbereid. Daarna kwam Bart de Schuimkraag binnenlopen met een zeurverhaal over niet teruggebrachte fietsen en over ziektekiemen en wat meer. En toen begon de Snor als klap op de vuurpijl nog eens te zieken over een openstaande drankrekening. Hè gelukkig. Daar kwam Tanja binnenlopen. Het zonnetje in het leven van de geplaagde student. ‘Hé meisje!’, lalde de Slak ter begroeting, ‘vertel eens iets leuks om me wat op te vrolijken.’ Tanja haalde haar schouders op. ‘Sorry Slak, er schiet me niks te binnen. Ja alleen, dat Sander ziek is, maar daar word je vast ook niet vrolijk van.’ Langzaam begonnen er flarden van het gesprek met Bart het benevelde brein van de Slak binnen te dringen. ‘Weet je het nog niet dan?’, vroeg de Slak. ‘Sander heeft Pfeiffer. Die kan de rest van het trimester wel vergeten. Lullig hè’. Tanja keek hem met grote ogen aan. En dan te bedenken dat ze Sander vanochtend bijna had uitgelachen. Ze kreeg meteen medelijden. Ze wist de Slak te overtuigen dat ze direct op ziekenbezoek moesten.
Gelukkig was het koopavond en konden ze dus nog een mooi fruitmandje maken voordat ze naar huize de Schuimsmarcheerders gingen. Voorzichtig klopte Tanja op de deur van Sander’s kamer. ‘Sandertje, ben je wakker?’ ‘Ja, natuurlijk’, klonk het van de zolder. Behoedzaam liepen de Slak en Tanja met hun grote fruitmand de kamer op. Daar troffen ze een verblufte Sander in blakende gezondheid op de bank aan. ‘Eeh, ben je niet ziek dan?’, vroeg de Slak verbaasd. ‘Ziek? Nee natuurlijk niet! Maar trouwens goed dat je er bent Slak, want ik wilde je nog wat vragen. Heb jij misschien nog een goede virusscanner?’

Rati

Schuimbekken is een wekelijks terugkerend feuilleton over een groep studenten, die als vaste uitvalsbasis voor hun activiteiten het café De Schuimkraag hebben.