Het geheugen als denkende soep

door Désiree Meijers
Zijn voorstelling van het geheugen als denkende soep werd in 1971 nog weggehoond door wiskundigen en medici na zijn voordracht in de Akademie voor Wetenschappen. Sinds de publicatie van zijn artikel Can people think? in het Journal of Consciousness Studies een half jaar geleden, krijgen wetenschappers steeds meer belangstelling voor dit geheugen-model van prof.dr. Dick de Bruijn. De eminente wiskundige doorspekte 3 februari zijn lezing bij SG-Aktueel met geestige kwinkslagen.
De Bruijn, grondlegger van de faculteit Wiskunde aan de TUE, zei van jongs af aan geboeid te zijn door ‘datgene wat er in ons koppetje speelt.’ Wiskundigen zijn er volgens hem ook goed voor toegerust. Zo zijn ze gewend met modellen te werken, kennen ze het verschil tussen taal en metataal en hebben ze voldoende kennis van computers. De Bruijn stipte tijdens zijn lezing slechts enkele hoofdlijnen aan uit zijn theorie. De aanzet hiervoor bedacht hij in 1958, naar aanleiding van de ontdekking van het menselijk eiwit, de DNA-molecule. Hij beschouwt de ‘denkende soep’ dan nog als een computer waar je alles mee kunt. In zijn huidige tweelagen-model denken de cellen nauwelijks en hebben ze alleen nog een associatief geheugen. ‘Het brein is geen computer, maar een chaotische warboel’, volgens de actieve professor in ruste. En hij grapte: ‘Het mag een wonder heten dat sommige mensen daar nog iets mee kunnen.’ De Bruijns biologisch voorstelbaar model voor de werking van een associatief geheugen vormt volgens de bedenker een eerste brug van lichaam naar geest. Het legt een redelijk verband tussen moleculaire chaos en de psychologie. Het model bestaat uit twee lagen: het niveau van de denkende soep en daarboven het zwervende denkraam. Iedere hersencel wordt opgevat als een vat waarin tal van complexe moleculen zweven, zoals brokken DNA. Deze soep is in staat associaties op te slaan. De essentie in het tweede niveau in de Bruijns model, oftewel het zwervende denkraam, is dat je steeds twee deelverzamelingen hebt met een niet-lege doorsnede. Daardoor krijgt het hersencentrum op een vraag altijd het correcte antwoord. ‘Juist de chaotische samenwerking tussen de hersencellen verzekert de betrouwbaarheid van het systeem’, aldus De Bruijn.
Prof.dr. Dick de Bruijn tijdens zijn uitleg over de werking van onze hersenen. Foto: Bart van Overbeeke