Auteursrecht en informatievrijheid: een belangenconflict op Internet

door Emile Martens

De laatste jaren heeft de communicatie- en informatietechnologie een grote vlucht genomen. Met e-mail en Internet is de informatievoorziening fundamenteel veranderd. Het handhaven van het auteursrecht op deze nieuwe elektronische media vormt dan ook een nieuw probleem, waarop de huidige wetgeving niet berekend is.
Uitgevers, auteurs, bibliotheken, particulieren en andere belanghebbenden strijden op het ogenblik om de elektronische rechten. De inzet loopt in de vele miljarden.

Als iemand een verhaal, een wetenschappelijk artikel, een boek of een muziekstuk schrijft, heeft hij daarover automatisch het auteursrecht. De maker hoeft hier-voor geen formulieren in te vullen of iets anders te doen, het recht komt hem vanzelf toe. Dit hebben een groot aantal landen besloten in de zogenaamde Conventie van Bern, in 1886. Hierdoor is het auteursrecht internationaal geldig. Het gaat trouwens om meer dan alleen geschreven teksten. De makers van een bouwtekening, een schilderij, een beeldhouwwerk of bijvoorbeeld een conference genieten ook auteursrecht.
Wat houdt dit auteursrecht in? In principe betekent het dat de maker van een auteursrechtelijk beschermd werk de enige is die bepaalt of en door wie dit werk verveelvoudigd of geopenbaard mag worden. Verveelvoudigen be-staat uit kopiëren, drukken, op cd zetten of anderszins reproduceren van het werk. Openbaar maken be-helst het plaatsen in kranten, tijd-schriften of boeken, of het uitzenden op radio of tv. De maker kan deze rechten in zijn geheel verkopen aan bijvoorbeeld een uitgever, of tegen betaling toestemming ge-ven voor de eenmalige reproductie of openbaarmaking van het werk. Dit heet een licentie verstrekken. Overigens behoudt de maker altijd een paar persoonlijke rechten die hem in staat stellen actie te ondernemen als er bijvoorbeeld iets aan zijn werk wordt veranderd waar hij niet achter staat.
Het vastleggen van deze rechten was noodzakelijk toen er met de verdere ontwikkeling van druktechnieken, kopiëren en de opkomst van de radio het gevaar ontstond dat de makers van dit soort werken heel veel inkomsten zouden gaan missen door het massaal kopiëren. Dit zou er uiteindelijk voor gezorgd hebben dat minder mensen de moeite zouden nemen om een wetenschappelijk, letterkundig of kunstwerk te creëren, wat niemand tot voordeel zou strekken. Aan de andere kant stelde de samenleving ook prijs op informatievrijheid, en daarom is er in de wet ook een aantal uitzonderingen opgenomen, waarbij het auteursrecht niet geldt. Zo mag iedereen voor eigen gebruik wat kopieën maken, een boek of video uitlenen en informatie even bekijken voor de koop of huur, bijvoorbeeld in bibliotheken. Een andere uitzondering betreft de rechten op werken die in loondienst worden gemaakt. De auteursrechten van de artikelen van de journalisten die werken voor een krant, zijn het eigendom van die krant.

Illegaal kopiëren
In de laatste tien jaar echter heeft de snelle ontwikkeling van de in-formatie- en communicatietechno-logie, en dan met name de ontwikkeling van computernetwerken zoals het Internet, een aantal nieuwe problemen opgeleverd rond het auteursrecht. Iedereen kan tegenwoordig met slechts een PC en een modem op eenvoudige wijze elektronisch informatie ontvangen, verzenden en kopiren. Hierdoor komt de kwestie van het auteursrecht, dat vroeger voor de gebruiker alleen indirect meespeelde omdat dat immers via de uitgever, boekwinkel of bibliotheek verrekend werd, nu ineens tevens bij de gebruiker te liggen, en bijvoorbeeld bij de internet-provider. Al deze nieuwe problemen leiden tot de vraag naar nieu-we wetgeving en onderling overleg tussen al de belanghebbenden. Vorige week woensdag werd in de Koninklijke Bibliotheek in Den Haag een congres gehouden, waar al de betrokkenen - te weten auteurs, uitgevers, bibliotheken, gebruikers, advocaten, providers en wetgevers - hun standpunten uiteen konden zetten en met elkaar in discussie konden gaan.
Aan de kant van de auteurs en de uitgevers heerst nu de angst dat hun inkomsten, en het gaat hierbij om vele miljarden, sterk zullen te-ruglopen omdat het illegaal kopiëren en verspreiden van informatie zoveel gemakkelijker geworden is. Het Internet is namelijk een bijzonder onoverzichtelijk netwerk waarop controle erg moeilijk is, ook in verband met het recht op privacy. Een controlerende instantie mag niet zomaar een computer doorlichten om te zien of er illegale activiteiten plaatsvinden. Daarnaast gaan de ontwikkelingen op technisch gebied zo snel dat wetgeving bijna per definitie verouderd is.

Tweedeling
De gebruikers op hun beurt vrezen dat er straks voor iedere raadpleging betaald moet gaan worden en dat er een maatschappij ontstaat van informatie-have’s en -have not’s. Een tweedeling in de maatschappij dus, tussen zij die al deze informatie wel kunnen betalen en zij die er door gebrek aan geld verstoken van blijven. De providers, de aanbieders van het Internet, zijn bang voor een stagnatie in de groei van het nieuwe medium. Als zij ook aansprakelijk worden gesteld voor auteursrechtenschendingen via hun netwerk zullen velen van hen inkrimpen of zelfs stoppen.
Deze internationale problematiek behelst aan de ene kant dus mensenrechten, zoals het recht op informatie en het recht op privacy, en aan de andere kant het recht van de auteur op een redelijke vergoeding voor zijn arbeid. Het overleg tussen alle partijen en een groot aantal landen heeft inmiddels geleid tot een grote conferentie in december 1996, waarbij de Conventie van Bern is uitgebreid met een verdrag van de World Intellectual Property Organisation. In dit WIPO-verdrag staat dat de auteursrechten in de elektronische media net zo gelden als voor alle ‘oude’ media. Tevens zijn alle uitzonderingen bij de ‘oude’ media ook van toepassing bij de nieuwe media en kunnen er ook nog nieuwe uitzonderingen bijkomen. Het WIPO-verdrag doet geen duidelijke uitspraak over hoever het reproductierecht reikt. Volgens de gebruikersorganisaties, zoals het European Copyright Users Platform, viel het op dat de landen van de Europese Unie overwegend de kant kozen van de uitgevers, op Nederland na. Zij maken zich zorgen over deze, volgens hen eenzijdige ontwikkeling. Alle partijen gaven wel aan dat het heel belangrijk is om de balans tussen de verschillende belangengroepen te handhaven.

Rem
Uit dit WIPO-verdrag moet nu nog een groot aantal wetten voortkomen die regelen hoe alles in de praktijk zou moeten verlopen. Hierover zal nog lang een juridisch gevecht geleverd worden, denken de gebruikersorganisaties. Ook de auteurs en uitgevers, bij monde van de Stichting Reprorecht en Kluwer Rechtswetenschappen, zien nog veel problemen en benadrukken het belang van onderling overleg. Zij zouden liever zien dat alle rechthebbenden rechtstreeks met de gebruikers zouden onderhandelen maar dat is vaak onmogelijk en daarvoor moet er nieuwe, liefst ‘technologie-onafhankelijke’ wetgeving komen. Een bijkomend probleem volgens de Nederlandse justitie is dat de Europese Commissie (EC) deze wetgeving het liefst gelijk voor heel de EU maakt, maar dat duurt natuurlijk weer langer dan het maken van nationale wetgeving.
Misschien wel het grootste probleem is de vraag: Wat is een kopie in de elektronische media? Er wordt nog volop gediscussieerd over deze belangrijke vraag. Volgens de EC en de uitgevers moet iedere keer dat de informatie voor bepaalde tijd wordt vastgelegd op een drager, bij uploaden, downloaden en browsen, tijdelijk in het computergeheugen opslaan en bij iedere weergave op het beeldscherm beschouwd worden als een kopie. In al die gevallen moet er dus in principe betaald worden. Men gebruikt hierbij het argument dat anders al heel snel het probleem zou ontstaan of iets nu wel of niet onder het auteursrecht valt.
De providers, vertegenwoordigd door KPN, wezen erop dat met deze uitleg ook de provider het tijdelijk opslaan van de informatie in zijn systemen moet gaan betalen. Dit zou volgens KPN leiden tot een ernstige rem op de groei van de elektronische communicatie. Een Europese consumentenorganisatie, de BEUC, stelde dat hiermee het recht op inzien van informatie wordt geschonden en men vreest ook dat de controle op bijvoorbeeld het bezoek aan internet-sites de privacy in gevaar brengt. De Nederlandse bibliotheken hebben ook grote problemen met deze uitleg. Het zou hen heel veel geld kosten en zij vinden dat het recht op lezen van informatie in een bibliotheek hierdoor niet nageleefd wordt.
Een andere vraag betreft de rechten op het opnieuw uitbrengen van oud materiaal op de ‘nieuwe’ media. Vooralsnog liggen de rechten hiervoor bij de auteurs; zij redeneren dat ze nooit toestemming hebben verleend voor de uitgave op bijvoorbeeld een cd-rom. De uitgevers vechten dit echter voor de rechter aan en stellen dat ze de rechten voor publicatie bezitten, ongeacht de vorm. Het lijkt er volgens een op het congres aanwezig advocatenbureau op dat de rechten in handen zijn van de auteurs, die gesteund zouden worden door de tekst van het WIPO-verdrag, maar er is nog geen duidelijke wetgeving over.

Scientology
Sommige internet-providers zijn al voor de rechter gedaagd, omdat klanten van hen auteursrechtelijk beschermde informatie hadden verspreid via hun netwerk. Dit gebeurde bijvoorbeeld in de zaak van de Scientology-documenten die op het Net waren gezet. De Scientology-beweging daagde de provider voor de Haagse rechtbank. De uitspraak luidde uiteindelijk dat de provider niet verantwoordelijk is voor de verzonden informatie, tenzij de provider daarop is gewezen en het auteursrecht duidelijk geschonden wordt. Voorlopig moet volgens KPN de rechter nog uitmaken wanneer de provider aansprakelijk is en wanneer niet, omdat wetgeving nog ontbreekt.
De controle en beveiliging vormt een laatste probleem bij al deze op stapel staande wetgeving. Stichting Reprorecht stelde dat tot nu toe alle technologische vernieuwingen niet hebben bewerkstelligd dat het auteursrecht niet meer gehandhaafd kan worden. Volgens vertegenwoordigers van het ministerie van Economische Zaken kan ook bij het Internet zo’n controle technisch wel gehandhaafd worden, maar hij zal wel duur zijn. Bovendien kan deze controle niet al te diep graven in iemands internet-gebruik in verband met de privacy. De efficiëntie van de controle zal dus niet al te groot zijn; zeker als de regels strenger worden zal illegaal kopiëren moeilijk in de hand te houden zijn. In een proefschrift over dit onderwerp wordt al gesuggereerd dat het dan maar beter is om het auteursrecht op de elektronische media af te schaffen en op een andere manier gezamenlijk de auteurs en uitgevers te betalen.
Tenslotte had geen van de aanwezigen op het congres een oplossing voor het zogenaamde ‘Kaboel-scenario’. Als een grote internet-provider zich in bijvoorbeeld Kaboel, Afghanistan vestigt, zijn deze provider en zijn gebruikers niet gebonden aan de regels van het WIPO-verdrag, omdat Afghanistan dat nooit ondertekend heeft. Van hieruit zou dus op grote schaal illegaal gekopieerde informatie de wereld over kunnen reizen, zonder dat iemand er iets aan kan doen. De internet-provider bijvoorbeeld hier in Nederland kan immers onmogelijk alle informatie die hij doorstuurt nakijken op illegale kopieën.