Hermans wil geen kommer-en-kwel-minister zijn

door H anne O bbink H OP

Het hoger onderwijs moet de komende vier jaar bijna een half miljard bezuinigen. Maar, zegt minister Hermans, ‘ik ben geen kommer-en-kwel-minister voor het hoger onderwijs.’

Vijf weken geleden is hij beë-digd. Eén week daarvan is hij op vakantie geweest, en de begroting is al twee weken klaar. Nee, zegt minister Hermans zelf, een duidelijk stempel heeft hij niet kunnen zetten op de onderwijsbegroting die hij op Prinsjesdag openbaar maakte. Maar één ding weet de nieuwe minister wel heel zeker: ‘De bezuinigingen op het hoger onderwijs zijn een fait accompli.’ Dat betekent dat universiteiten en hogescholen bijna een half miljard gulden moeten inleveren. Zo’n 170 miljoen daarvan vloeit voort uit het regeerakkoord van Paars-II, een kleine 300 miljoen stamt nog uit het tijdperk Ritzen.

Knopen doorhakken

Het hoger onderwijs heeft, anders dan andere sectoren van het onderwijs, weinig reden tot juichen over zijn begroting. Hermans erkent het, maar wil er niet te lang bij stilstaan. ‘Die bezuinigingen worden gewoon uitgevoerd’, zegt hij met nadruk. ‘Ik heb de universiteiten en hogescholen uitgenodigd voor een gesprek. Maar niet over de vraag of de bezuinigingen geschrapt kunnen worden. Daarover praten is verspillen van energie. Dan blijven we steken in het kommer-en-kwel-verhaal waarin het onderwijs al zo lang verstrikt is.’

Waarover moeten die gesprekken dan wel gaan? ‘Hoe moet de relatie tussen het hoger onderwijs en het bedrijfsleven, de markt eruit zien’, noemt Hermans als eerste vraag die hij aan de orde wil stellen. ‘Neem Fortis, het verzeke-ringsconcern dat de studie van zes studenten gaat betalen. Ik heb niet meteen ‘nee’ geroepen toen zich dat voordeed - en het is ook de vraag of ik het had kunnen tegenhouden als ik dat gewild had. Zoiets gebeurt, en het zal vaker gebeuren. Daar moeten we dus goed over praten.’

Zo heeft Hermans wel meer agendapunten voor de gesprekken van dit najaar. In hoeverre mogen universiteiten en hogescholen onderling van elkaar verschillen? Hoe kunnen we ervoor zorgen dat het hoger onderwijs flexibeler wordt? Hoe kan het stelsel van studiefinanciering aangepast worden zodat die flexibiliteit mogelijk wordt? Hoe moet het verder met de verdeling van onderzoeksgeld?

Met het opvoeren van dat laatste agendapunt neemt Hermans alvast de vrijheid af te wijken van het beleid dat zijn voorganger Ritzen had uitgestippeld. Die wilde 500 miljoen gulden weghalen bij de universiteiten en laten verdelen door de landelijke onderzoeksorganisatie NWO. Maar Hermans wil er ‘opnieuw naar kijken’. Toch goed nieuws voor de universiteiten rond Prinsjesdag? Met een glimlach: ‘Ik ben geen kommer-en- kwel-minister.’

Hermans hoedt zich ervoor nu al standpunten in te nemen. ‘Ik ga niet het schoolbord volschrijven. Ik wil eerst horen wat de betrokkenen er zelf over denken’, zegt hij. Maar vrijblijvend moeten de gesprekken niet worden. ‘De discussie moet geen jaren gaan duren. Begin komend jaar wil ik knopen doorhakken.’