In 1975 stak het Rijk in absolute bedragen 762 miljoen euro in de zogenoemde eerste geldstroom voor vrij wetenschappelijk onderzoek, in 2005 ging het om ruim 2,5 miljard euro. Na een inflatiecorrectie blijkt het vrije onderzoeksbudget in te zijn verdubbeld. “De overheid heeft dus in feite gelijk als wordt beweerd dat er steeds meer wordt geïnvesteerd in onderzoek”, zegt Anouschka Versleijen namens het Rathenau Instituut.
Dus de universiteiten klagen ten onrechte over een gebrek aan middelen? “Zeker niet”, reageert Versleijen. “Nederland wil voorop lopen met kennis en innovatie. Maar als je kijkt naar de investeringen van landen als Denemarken of Oostenrijk, moet je constateren dat die daar in dertig jaar tijd veel sneller zijn toegenomen. En met Finland kun je Nederland al helemaal niet vergelijken.”
Aan de eerste geldstroom gaat ongeveer driekwart van al het publieke onderzoeksgeld op. De overige 25 procent -ruim 800 miljoen euro- wordt op projectbasis verdeeld. Dat aandeel is de afgelopen 15 jaar niet ingrijpend veranderd. Wel is de verdeling van dit geld een stuk complexer geworden door een toename van regelingen en subsidieverstrekkers. (HOP)/.
|