spacer.png, 0 kB
Volg Cursor via Twitter Volg Cursor via Facebook Cursor RSS feed
spacer.png, 0 kB

spacer.png, 0 kB


Scheikundestudent Eelco de Visser koos voor een afstudeerstage bij de vakgroep Procesontwikkeling.
Cursor in PDF formaatCursor als PDF
PrintE-mail Tweet dit artikel Deel dit artikel op Facebook
De ‘onmogelijke’ opgaven voor toekomstige designers
18 oktober 2007 - Wat hebben intelligente producten te maken met schoonheid, ethiek en poëzie? Alles, als je het hoogleraar Kees Overbeeke van de faculteit Industrial Design vraagt. Zijn studenten leren ontwerpen op de muziek van Debussy en worden klaargestoomd als wereldverbeteraars. “We moeten een bod doen om het leven mooier en poëtischer te maken.”
Prof.dr. Kees Overbeeke houdt op vrijdag 26 oktober zijn intreerede aan de faculteit Industrial Design. Deze begint om 16.00 uur in de Blauwe Zaal van het Auditorium.

Hardnekkig het onmogelijke najagen, ook al lijkt de kans van slagen nihil. De Amerikaan Edwin Land, uitvinder van de polaroidfilm, blonk erin uit. Zijn biografie ‘Insisting on the impossible. The life of Edwin Land’ inspireerde prof.dr. Kees Overbeeke tot de titel van zijn intreerede ‘The Aesthetics of the impossible’. “Iedereen heeft altijd tegen Land gezegd: dat is onmogelijk. En toch ging hij door.”
Wat Overbeeke wil bewerkstelligen binnen zijn onderzoeksgroep Designing Quality in Interaction (DQI) van de faculteit Industrial Design, noemt hij zelf ook ‘onmogelijk’. “In de eerste plaats laten we mensen met totaal verschillende paradigma’s met elkaar samenwerken. Ten tweede wil ik een nieuwe manier van denken ontwikkelen, als alternatief voor het rationalistische model.”
‘Onmogelijk’ of niet, beide punten zijn volgens de hoogleraar onmisbaar bij het tackelen van de problemen waar ontwerpers van intelligente producten steeds vaker voor zullen staan. Steeds meer ‘slimme’ apparaten als mobiele telefoon, tomtom, ipod en iphone bewerkstelligen een dynamische en complexer wordende interactie: tussen de gebruiker en de apparaten zelf, tussen de gebruikers onderling en tussen de gebruikers en hun fysieke omgeving. “Neem de theemok die ik hier vasthoud”, legt Overbeeke uit. “Voor de ontwerper is het relatief eenvoudig vast te stellen aan welke functionele eisen zo’n ding moet voldoen. Er is een heel eenvoudige interactie tussen de gebruiker en het ding.”
Dat geldt niet voor de ‘slimme’ producten die de snel ontwikkelende technologie voortbrengt. Producten die niet alleen een complexere interactie veroorzaken, maar die zich bovendien ‘aanpassen’ aan de gebruiker. “De vraag is aan wát moeten die nieuwe systemen zich aanpassen?”, zegt de hoogleraar. “Stel dat deze tafel intelligent zou zijn. Stel dat ik geen laptop nodig zou hebben om een filmpje te laten zien, maar dat de tafel tegelijkertijd een beeldscherm zou zijn. Waaraan moet die tafel zich dan precies aanpassen?”
Het antwoord op deze vraag ligt buiten de conventionele grenzen van de technische wetenschappen, op het snijvlak van verschillende disciplines. “We spelen leentjebuur bij de gedragswetenschappen,de technische wetenschappen en de alfawetenschappen”, geeft Overbeeke toe. “Waar het om gaat, is dat studenten leren dit alles in producten te integreren. Hoe moeten dingen zich gedragen?”

Meelezende lamp
Ter illustratie toont de hoogleraar een filmpje van een bijzondere leeslamp, ontwikkeld binnen de onderzoeksgroep DQI. De gebruiker van de lamp kan het licht verstellen door over de rug van het apparaat te strelen. Met behulp van sensoren ‘zoekt’ de lamp het te lezen boek op en volgt het zodra de lezer van houding verandert. Een prachtig staaltje technologie, waarover de laatste vraag echter nog niet is gesteld. Hoe snel moet de lamp meebewegen? Is de lamp prettig en eenvoudig in het gebruik? Stelt de lezer prijs op een bewegende lamp? Vragen die volgens Overbeeke op veel méér betrekking zouden moeten hebben dan enkel op de criteria ‘gebruiksvriendelijkheid’ en ‘efficiëntie’. “Efficiëntie moet volgens mij nooit een doel op zich zijn. Een viool is bijvoorbeeld helemaal geen efficiënt ding. Je moet vreselijk lang oefenen om hem te kunnen bespelen. Toch is vioolmuziek prachtig.” Een product moet volgens Overbeeke een bepaalde handeling aangenaam maken. Het moet op een intuïtieve, natuurlijke manier te gebruiken zijn. “En, wat ik heel belangrijk vind, het moet mooi zijn. Het leven is vaak zo vreselijk onpoëtisch en lelijk.”
Mooi. Poëtisch. Lelijk. Subjectieve begrippen, die in een wetenschappelijke omgeving als de TU/e vreemd aandoen. Overbeeke is zich bewust van de mogelijke kritiek op zijn uitgangspunten. “Emotie wordt hier inderdaad meestal niet als argument gebruikt. Terwijl ook de ‘harde’ wetenschappen altijd op intuïtie vertrouwen om fenomenen duidelijk te krijgen.”
Om ze gevoel bij te brengen voor het niet-rationele, geeft Overbeeke zijn studenten opdrachten waarbij ze op hun intuïtie moeten vertrouwen. Zo moesten masterstudenten het afgelopen jaar een product ontwerpen naar aanleiding van verschillende muziekstukken, van onder anderen Debussy. Het resulteerde onder meer in een elektrische tandenborstel die, in overeenstemming met de melodie, dan zachtjes, dan juist hard en schokkend over het gebit borstelt.
Ook ontwerpen die via deze onconventionele weg ontstaan, moeten uiteindelijk wel de toets der wetenschap doorstaan, benadrukt Overbeeke. “Dingen worden hier getoetst en getest. Door mensen te bevragen en door fysiologische reacties te meten. Zoals de toename van iemands hartslag, het afwisselen van alfa- en bètagolven in de hersenen, veranderingen in de huidweerstand, enzovoorts.”

Ethiek
Naast een zekere openheid voor interdisciplinair werken en voor alternatieve denk- en ontwerpwijzen, wil Overbeeke zijn studenten nog iets anders meegeven. Design, leren zij tijdens hun opleiding, heeft alles te maken met het socioculturele, en dus ook met ethiek. Producten zetten hun gebruikers immers aan tot gedrag.
De DQI-groep ontwerpt in dit kader producten die hun gebruikers doelbewust bepaalde handelingen ontlokken. Zo konden de bezoekers van het Lowlands festival de afgelopen zomer een bijzonder instrument bespelen: een groot flexibel scherm, dat geluid maakt wanneer het wordt aangeraakt. Het functioneert echter alleen wanneer twee personen, elk aan een kant van het scherm, gelijktijdig hetzelfde punt aanraken. Het instrument werkt samenwerken zo in de hand. Nog in ontwikkeling is een lamp die behulpzaamheid opwekt. Hij laat treurig zijn kap hangen. Door middel van ‘aardig’ gedrag, bijvoorbeeld strelen of bemoedigend aantikken, kan de gebruiker hem weer rechtop zetten.
Beide voorbeelden verraden een zeker idealisme. Ontwerpers, stelt Overbeeke in de aankondiging van zijn intreerede, streven naar een betere wereld. Wat houdt dat in? “Het gaat om een andere manier van omgaan met elkaar en met onze omgeving”, zegt Overbeeke. “Het modernisme, het model dat de maakbaarheid van de wereld suggereert, nadert zijn einde. Mensen uit allerlei hoeken vallen dat model aan. Ondertussen pusht de technologie allerlei producten richting adaptief gedrag. Het is onze taak om de menselijkheid in het geheel te bewaken. We moeten een bod doen om het leven mooier en poëtischer te maken.”
Niet dat zijn studenten doelbewust worden opgeleid tot wereldverbeteraars en milieuactivisten. Overbeeke spreekt eerder over een bewustwordingsproces. “Uit deze theemok drink ik op een andere manier dan wanneer het een kristallen glaasje was geweest. Ik wil studenten daarvan bewust maken. Ik doceer geen moraal, maar wil wel dat studenten weten waar ze mee bezig zijn.” Dat hij dit ideaal zelf al even ‘onmogelijk’ noemt als de vorige twee punten, maakt het juist nog nastrevenswaardiger. “Het onmogelijke is mooi. Het doet je dromen.”/.

Toekomstdesign/Enith Vlooswijk
Foto/Bart van Overbeeke