“De wereld verandert, en wij moeten ons onderwijs daarop aanpassen”, zegt rector magnificus Hans van Duijn. “Deze onderwijsvisie beschrijft heel praktijkgericht welke kant de universiteit opwil.” Het document laat hierover geen misverstand bestaan. De TU/e wil behoren tot de internationale top van technische universiteiten. De bestaande opleidingen moeten daarom aangepast worden naar internationale normen, met mogelijkheden tot verdieping voor uitblinkende studenten. Ook moet onderwijs op maat gemaakt worden voor een studentenpopulatie met een steeds diversere achtergrond. ‘Onderwijs op maat’ en internationalisering zijn de sleutelwoorden.
Uit de Onderwijsvisie komen tien projecten voort die het onderwijs aan de TU/e een zet in de juiste richting moet geven. Enkele van de projecten zijn al eerder in gang gezet, zoals de ontwerperopleidingen (PDEng), de aansluiting vwo-wo en projecten rond academische vorming en het gebruik van ict in het onderwijs. Nieuw zijn de plannen voor een internationaliseringsproject dat moet resulteren in een echte internationale gemeenschap op de TU/e-campus. Verder komen er in het kader van ‘Onderwijs op maat’ verdiepende honourstrajecten in de bachelor- en masterfase, en meer begeleiding voor zwakke studenten.
Eenheidsworst
“Het onderwijs is nu een eenheidsworst. Er wordt nauwelijks rekening gehouden met de verscheidenheid in de achtergrond van de studenten”, zegt prof.dr. Alex van Herk, directeur van het onderwijsinstituut van Scheikundige Technologie. Hij is betrokken bij het project ‘Onderwijs op maat’. Volgens hem maakt het verschil of een student direct van het vwo komt, via een hbo-opleiding op de TU/e is beland, of in een master instroomt met een buitenlands bachelordiploma. Daarnaast is er ook sprake van grote niveauverschillen tussen studenten met dezelfde achtergrond. De universiteit gaat de studenten daarom indelen naar kwaliteit (zie kader).
Voor de excellente studenten worden verscheidene ‘honours’-trajecten opgezet, die leiden tot een speciale aantekening op het diploma. Volgens Van Herk is dat in de meeste landen buiten continentaal Europa -waaronder Groot-Brittannië, de VS en de nieuwe grootmachten India en China- heel gebruikelijk. “Het is belangrijk dat we hierop aansluiten. Als wij bachelordiploma’s kunnen uitreiken met een internationaal erkende honoursaantekening, dan zullen gerenommeerde buitenlandse instituten studenten met zo’n diploma sneller aannemen voor een master- of promotietraject.” Van Duijn denkt daarentegen niet dat een officiële erkenning van de honourstrajecten nodig is: “Uiteindelijk werkt het toch op basis van vertrouwen. We moeten gebruik maken van de goede naam van de TU/e en de reputatie die onze hoogleraren hebben bij hun collega’s in het buitenland.”
‘Graduate’
In Nederland worden de bachelor en master nog altijd gezien als één geheel. Daarna is er de mogelijkheid om een promotietraject te volgen. In veel andere landen bestaat er een duidelijkere scheiding tussen de bachelor en de master. Daar stoppen veel studenten na het behalen van een bachelor, waarna een deel kiest voor een ‘graduate’-opleiding die bestaat uit een master en/of promotie (PhD).
Prof.dr. Jos Baeten, voorzitter van de werkgroep die de Onderwijsvisie in opdracht van het CvB opstelde, benadrukt dat ook de TU/e zich moet aanpassen aan de internationale conventies: “Meer dan de helft van onze promovendi moeten we uit het buitenland halen. We willen hun een traject kunnen aanbieden waarbij ze, mits ze een master met honours met goed gevolg afleggen, gegarandeerd een promotiepositie aangeboden krijgen. Dan kan de totale duur van de master en promotie eventueel worden teruggebracht naar vijf jaar. Ook dat is meer in lijn met de internationale praktijk.”
Dikke proefschriften
De verkorting van het promotietraject zal ongetwijfeld op forse kritiek stuiten. Veel promovendi hebben nu al problemen om hun promotie binnen vier jaar af te ronden. Baeten gelooft niet dat het inkorten van het promotietraject ten koste zal gaan van de kwaliteit van de proefschriften. “Als de student zijn master in dezelfde onderzoeksgroep doet als de promotie, moet het lukken. Het afstudeeronderzoek kan al een hoofdstuk voor het proefschrift opleveren. Bovendien vind ik de proefschriften van tegenwoordig eerder te dik dan te dun.” Van Duijn is het met hem eens: “Ik heb ooit een buitenlandse promovendus gehad die na drie jaar eigenlijk al klaar was. Je kunt dat laatste jaar uiteraard nuttig besteden, maar het geeft aan dat je niet altijd de volle vier jaar nodig hebt.”
Aan de ene kant blijkt uit de Onderwijsvisie dat het CvB de bachelor niet ziet als zelfstandige academische kwalificatie voor de arbeidsmarkt, maar meer als een vooropleiding voor een masteropleiding, anderzijds wil ze aansluiten bij een systeem dat die bachelor wel als afgeronde opleiding beschouwt. Van Duijn geeft toe dat de Nederlandse universiteiten in die kwestie op twee gedachten hinken: “Ook wij willen ons op de continentaal-Europese markt positioneren als een vijfjarige ingenieursopleiding, terwijl we in andere wereldregio’s de master en het promotietraject samen als ‘graduate school’ willen profileren. Dat zie ik echter niet als een probleem, we moeten daar gewoon flexibel mee omgaan.”
Meester-gezel
De Onderwijsvisie staat vol met ambitieuze plannen en goede bedoelingen, maar de universiteit is voor het succes van de plannen afhankelijk van de studenten voor wie alle maatregelen zijn bedacht. De speciale programma’s voor uitblinkende studenten zijn niet alleen bedoeld om aansluiting te vinden met de internationale praktijk, maar ook om de studenten te motiveren beter hun best te doen. Baeten hoopt dat de ‘zesjescultuur’ zijn langste tijd heeft gehad. “Studenten besteden veel te weinig tijd aan hun studie, minder dan dertig uur geloof ik. Veel studenten zien ook het nut niet van hoge cijfers halen. Ik zie het ook bij mijn eigen kinderen. Die probéren niet eens een negen te halen, dan worden ze weggezet als stuudje.” Een speciale behandeling van de beste studenten zou hierin misschien verandering kunnen brengen.
Baeten benadrukt dat de werkgroep zich niet heeft uitgesproken over het bindend studieadvies. Zelf is hij daar geen voorstander van. Hij ziet het als een beperking van de academische vrijheid. “Ik vind wel dat we hoge eisen moeten stellen aan studenten. Als ze willen dat wij tijd in ze investeren, moeten ze zelf ook bereid zijn hun best te doen.” Hij is ook een voorstander van het invoeren van persoonlijke begeleiding voor alle studenten. De Onderwijsvisie spreekt over een ‘professional coach’. Het wetenschappelijk personeel moet zich ontfermen over studenten in een soort meester-gezel-relatie. Op de vraag of daarvoor geen extra wetenschappelijk personeel aangenomen moet worden, reageert de rector luchtig: “Het zijn nog geen uitgewerkte plannen, ook ouderejaars studenten zouden een rol kunnen spelen. Bovendien zou het bij kleine opleidingen helemaal niet zoveel tijd kosten. Blijkt het toch een probleem, dan zijn we als College van Bestuur bereid te zijner tijd in de buidel te tasten.”
Cultuuromslag
Van Duijn ziet de noodzakelijke internationalisering als de grootste uitdaging voor de komende jaren. De integratie van buitenlandse studenten en medewerkers vereist volgens de rector een cultuuromslag die niet van de ene op de andere dag tot stand komt. “Nu al zijn vrijwel alle masteropleidingen volledig in het Engels. Willen we echt een internationale gemeenschap vormen, dan zullen we nog veel verder moeten gaan. Misschien moet de Cursor in het Engels gaan verschijnen, en de universiteitsraad zou in het Engels kunnen vergaderen zodat ook buitenlandse studenten er zitting in kunnen nemen.”
De bacheloropleidingen blijven voorlopig wel Nederlandstalig. “Die richten zich vooral op de Nederlandse instroom. Alleen bij Industrial Design doen ze de bachelor in het Engels. Het moet ook wel de moeite waard zijn. Het voelt toch een beetje vreemd als je een college voor tweehonderd man in het Engels geeft omdat er toevallig drie Chinezen in de zaal zitten.”/.
|