19 februari 2009 -
Psychologen van de Universiteit van Amsterdam zijn erin geslaagd angstreacties bij
proefpersonen te verzwakken door die tijdens het herleven van de angst de bètablokker propranolol toe te dienen. En dat effect is blijvend, schrijven ze in de Nature Neuroscience van 15 februari.
Bij het vastleggen van herinneringen in het angstgeheugen worden bepaalde eiwitten aangemaakt die de herinneringen als het ware vastleggen. Wanneer zo’n herinnering later wordt opgehaald, worden opnieuw eiwitten aangemaakt waardoor de herinnering tijdelijk uitwisbaar is. Als op dat moment propranolol wordt toegediend, zo bewezen de Amsterdammers, verdwijnt de angstemotie die gekoppeld is aan de herinnering voorgoed -of in ieder geval voor langere tijd.
Om ze een angstreactie aan te leren, kregen de proefpersonen spinnen te zien terwijl ze werden blootgesteld aan een pijnprikkel. De volgende dag kregen ze de spinnen opnieuw te zien, en kreeg een deel van de proefpersonen gelijktijdig de bètablokker toegediend. Die groep vertoonde weer een dag later geen angstrespons meer op de spinnen, terwijl ze nog wel wisten dat er een verband was tussen de spin en de pijnprikkel. Alleen was deze herinnering ontdaan van de emotie.
Momenteel is cognitieve gedragstherapie de meest gebruikte methode om angststoornissen te behandelen. Hierbij wordt de patiënt blootgesteld aan datgene wat hij vreest, zonder dat de gevreesde consequentie optreedt. Deze methoden boeken vaak slechts kortstondig
resultaat: de angsten keren na verloop van tijd veelal terug. De onderzoekers verwachten dat de resultaten van deze studie kunnen bijdragen aan een nieuwe procedure van behandeling van patiënten met angststoornissen.
|