In de spreekkamer staan negen nonnen in een afgesloten gedeelte. Een opening zo groot als een huiskamerraam is bedekt met fijnmazig gaas. Daardoorheen kunnen zij de vijf muzikanten zien en horen, maar beslist niet aanraken. De nonnen genieten zichtbaar. “Het is fijn om jullie weer te zien. Het is altijd vrolijk. Wij gaan voor jullie bidden voor zo’n mooi weer als vandaag.” Een zuster vraagt nog snel wanneer het festival eigenlijk is en dan begint ‘Adelita’, een romantisch oorlogslied.
De akoestiek is goed in het koele klooster, valt een gitarist op. Wat ook opvalt, is dat de zusters een heleboel vragen stellen. “Is dit jullie eerste jaar? Hoeveel oefenen jullie? Gaan jullie ook naar Spanje? Hoe kiezen jullie de gezangen? Waarom zit er een ezeltje op je gitaar?” Ook hebben de zusters een verzoeknummer: ‘Estrellita del sur’. Maar dat lijkt de gelegenheidsformatie wat te pittig. Ze zingen liever ‘Paloma’. Rustig deinend, met zware stemmen. Het gaat over in een vrolijk wijsje en de nonnen lachen en klappen van plezier.
Na het derde lied ‘Parandero’ is het voor de zusters tijd voor gebed en verlaten de muzikanten het klooster. In de hal lopen ze voorzichtig om de kapstok met twintig rozenkransen heen. In de achtergelaten mand zitten ingrediënten voor een Spaanse maaltijd. (NS) |