“Het grootste gedeelte van het Nederlandse spoornetwerk werkt op gelijkstroomvoeding, met een relatief beperkte spanning erop, ongeveer vijftienhonderd volt. Op een hogesnelheidslijn gelden andere krachten, daar kunnen de waarden oplopen tot vijfentwintigduizend volt. Dat is van een andere orde. Voor de hogesnelheidslijn worden ook andere
isolatoren gebruikt dan voor het reguliere spoor.
Als de voedingssystemen van die twee typen trajecten bij elkaar in de buurt komen, dan veroorzaakt dat problemen. Dat is hier kennelijk ook gebeurd. Het komt vaker voor. Zo zat ik onlangs in de trein naar Parijs. Bij Brussel reed de trein terug naar Nederland. Dit kwam waarschijnlijk ook omdat twee voedingssystemen met elkaar in contact dreigden te komen. Het besturingssysteem kan van slag raken en dan zijn de gevolgen vroeg of laat catastrofaal. Het is dan ook verstandig om de boel meteen stil te leggen.
In dit geval zal de lekstroom van het wisselspanningsysteem van een HSL-trein in de naastgelegen rails van het gelijkspanningssysteem zijn gekomen. Een deel daarvan zal daarbij dan naar andere
installaties, op het normale spoor, zijn gelopen. Dat kan bijvoorbeeld de beveiligingsinstallatie zijn.
Het probleem van verschillende voedingssystemen op het spoor die elkaar beïnvloeden, is al lang en breed onderkend. Daar waar twee systemen vlak bij elkaar in de buurt opereren, doemt het euvel sneller op. Dat zie je bijvoorbeeld bij Barendrecht, waar de hogesnelheidslijn sneller in contact kan komen met het voedingssysteem van het reguliere spoornet. Toch kun je dit probleem met gedegen ingenieurswerk, nauwkeurige metingen en goed modelleren snel en goed oplossen. De twee systemen, het HSL-systeem en het reguliere systeem, moeten gewoon elektromagnetisch compatibel zijn. De twee dienen elkaar te
tolereren of, in dit geval, niet te beïnvloeden. Maar op het Nederlandse spoornet is het goed gesteld met die compatibiliteit. Hier accepteert de overheid in principe niet dat er iets mis kan gaan.”

|