In antwoord op kamervragen van zijn partijgenoot Anne-Wil Lucas naar mogelijke prijsafspraken tussen universiteiten, schrijft Zijlstra dat het instellingen vrijstaat om “gemotiveerd” te bepalen welk instellingscollegegeld zij in rekening brengen voor niet-bekostigde studies. Hij zegt niets over de beschuldiging van rechtenstudenten dat universiteiten onwettige prijsafspraken hebben gemaakt over het tarief voor tweede juridische masteropleidingen.
Namens de studenten heeft de Stichting Collectieve Actie Universiteiten acht universiteiten gedagvaard omdat hun tarieven onredelijk hoog zouden zijn. Daarbij citeert de SCAU uit vergaderstukken van de twee Amsterdamse universiteiten, waaruit zou blijken dat zij prijsafspraken hebben gemaakt. Ook de universiteiten van Leiden en Utrecht zouden dat hebben gedaan.
In notulen van de Universiteit Utrecht stond volgens de SCAU bovendien te lezen dat universiteitenvereniging VSNU haar leden had geadviseerd geen kostenanalyse te maken bij de tariefsbepaling.
Volgens de SCAU is dit alles in strijd met de mededingingswet. De Nederlandse Mededingingsautoriteit, die verantwoordelijk is voor het toezicht op de vrije markt, ondersteunt die redenering en onderzoekt of er sprake is van een overtreding bij de Amsterdamse universiteiten. Of de financiële waakhond ook bij andere universiteiten langsgaat, is niet bekend.
Staatssecretaris Zijlstra ziet op dit moment geen aanleiding voor een gesprek met de VSNU “aangezien deze kwestie op dit moment onder de rechter is”. Het lopende onderzoek van de NMa betrekt hij niet in zijn antwoord.
Voor kamerlid Lucas is de kous hiermee niet af. “Maandag (26 september, red.) zal ik de staatssecretaris vragen waar zijn verantwoordelijkheid dan wel ligt als inderdaad mocht blijken dat er prijsafspraken zijn gemaakt." (HOP) |