spacer.png, 0 kB
Volg Cursor via Twitter Volg Cursor via Facebook Cursor RSS feed
spacer.png, 0 kB

spacer.png, 0 kB
Cursor in PDF formaatCursor als PDF
PrintE-mail Tweet dit artikel Deel dit artikel op Facebook
”Als kind wilde ik al nooit uit bad”
31 januari 2008 - Een waterrat was ze van jongs af aan. “Als kind wilde ik al nooit uit bad”, herinnert Wendy Seijkens (26) zich. Met hoeveel overgave ze zich ook stortte op ‘droge’ sporten: het water won. Als negenjarige begon de Bouwkundestudente daarom met synchroonzwemmen; tijdens het NK afgelopen maand schaarde ze zich bij de twintig beste solisten van Nederland.

Jazzballet, paardrijden, tennis, badminton. Verschillende gangbare sporten passeerden in het leven van Seijkens de revue, maar geen enkele sport kon haar lang boeien. Totdat ze zich als negenjarige - aangespoord door een bekende van de familie - op het synchroonzwemmen stortte. Voor de sport overigens redelijk laat, aldus de Roosendaalse. “Je kunt er best op je achttiende mee beginnen, maar dan kom je meteen bij de senioren en moet je direct met moeilijke figuren aan de slag. Terwijl het belangrijk is om eerst rustig de basistechnieken, basishoudingen en basisbewegingen te leren.”

Of tijdens de eerste les waterballet alles opeens op zijn plek viel voor de ‘zoekende’ jonge sportster? Seijkens kan zich eigenlijk weinig herinneren van die beginperiode: “Ik weet wel dat het synchroonzwemmen me nooit is gaan vervelen. De afwisseling van kracht en elegantie, lekker zwemmen en het showelement spreken me erg aan.”

Het beheersen van de diverse ‘basics’ is - zoals bij veel sporten - essentieel, maar toch de helft van het werk. “Je moet je kunnen inleven in de muziek en de jury kunnen boeien, ook met je gezichtsuitdrukking.” Dat laatste lijkt geen makkie, omdat de korte pozen boven water meteen moeten worden benut om adem te happen. Een trucje dat prima te leren valt, aldus de sportster: “Gezicht in de plooi, je mond een beetje open en glimlachen. Het is een beetje een plastic glimlach, maar de toeschouwer ervaart dat niet zo.”

Op haar zeventiende hield Seijkens het synchroonzwemmen langere tijd voor gezien. “Mijn duet-partner stopte ermee en er waren geen meisjes op hetzelfde niveau. Zij stond op dat moment twaalfde of dertiende op de Nederlandse ranglijst; aan haar kon ik me echt optrekken.” Een poosje sportte ze niet. Aangespoord door haar toenmalige vriend waagde ze een poging op de judomat. Lachend: “Ik ben een ‘miljoen-poot’ en probeer alles uit.” Ook pakte ze het stijldansen weer op, een geliefd tijdverdrijf. Ze danste met haar vriend, maar toen die relatie stukliep, was ook het dansen door gebrek aan geschikte partners voorbij.

Anderhalf jaar terug maakte ze haar rentree in het Roosendaalse zwembad, waar ze al die tijd actief was gebleven als trainster. Synchroonzwemmen bleek voor Seijkens als fietsen: je verleert het niet. “Ik was nog wel wat stijf. De spagaat ging niet zo wijd als voorheen, maar verder ging het allemaal vrij aardig.” Sindsdien traint ze weer twee keer per week in het water. Aangevuld met trainingswerk op het droge, in een groep van vijf senioren. “Ik ben van die groep wel de beste”, stelt Seijkens. “Maar ik mis soms een goede trainster om er meer uit te halen.”

Half januari nam de studente, dankzij eerder behaalde punten tijdens competitiewedstrijden, in Amsterdam deel aan het NK Synchroonzwemmen. In de series (voorrondes) werd ze achttiende in een veld van negentien Nederlandse solisten. Seijkens is er dik tevreden mee: “Het was voor mij al een hele prestatie en eer om deel te nemen, want dat betekent toch dat je bij de Nederlandse top hoort.”

Over haar sportieve ambities is ze nuchter: een plek in de Nederlandse ploeg ligt buiten haar bereik. “Ik ben er gewoon te oud voor. En om topsport te bedrijven, moet je er naar willen leven. Dan zou ik minstens zes uur per dag moeten trainen.” Ze wil vooral béter worden en haar persoonlijke puntenrecord overtreffen. “Mijn sterke punt is dat ik stabiel ben in het water, omdat ik een goede spierspanning heb. Ik kan daardoor houdingen en bewegingen uitvoeren zonder wankelen. Wel is mijn rug wat stijf en is de snelheid wat minder, waardoor ik bijvoorbeeld bij een zogeheten ‘been boost’ minder hoog uit het water kom.”

Een belangrijkere ambitie op iets kortere termijn is afstuderen, eind februari, op haar ontwerp van een lichtgewicht dragend wandpaneel. Ze werkt inmiddels als juniorconstructeur bij Grontmij./.

Interview/Wendy Seijkens door Monique van de Ven
Foto/Bart van Overbeeke