Alles begon met de oerknal. Later ontstonden sterrenstelsels met daarin miljarden sterren en planeten. Rondom onze zon klonterde materie samen en een handjevol planeten vormde zich, waaronder de aarde. Op het oppervlak van deze nog hete bol vormde zich een soort oersoep. Daarin klitten atomen samen tot eenvoudige moleculen, waarna een waterval aan vormen van steeds complexere moleculen op gang kwam. Ergens in dit proces ontstond een vorm, die je ‘levend’ zou kunnen noemen. Uit deze eerste, ongelooflijk eenvoudige levensvorm - een primitieve cel - komen alle planten en dieren voort. Wijzelf dus ook, en de hersenen waarmee we dit miljarden jaren later allemaal proberen te begrijpen.
Maar hoe kan dit in vredesnaam? Hoe kan schijnbaar uit zichzelf leven ontstaan? Dat is een vraag die wereldwijd duizenden wetenschappers bezighoudt. Zij kijken vanuit verschillende expertisegebieden naar het ontstaan van leven. Algemeen wordt aangenomen dat zelforganisatie - een complex samenspel van moleculen - heeft geleid tot deze unieke en gecontroleerde opbouw van leven. Hoe combineert levenloze materie zich onderling en evolueert het stapsgewijs tot iets dat leeft? Eigenlijk is het een raadsel dat dit kan.
Een raadsel dat ook prof.dr. Bert Meijer intrigeert. Hij is één van de oprichters van het nieuwe, prestigieuze Instituut voor Complexe Moleculaire Systemen (ICMS) van de TU/e. Dit instituut start op het snijvlak van de faculteiten Scheikundige Technologie (ST), Biomedische Technologie (BMT) en Wiskunde en Informatica (W&I) en bundelt onderzoekers die hun tanden gaan zetten in de raadselen van zelforganisatie. Hoe kan het dat in de natuur schijnbaar nutteloze moleculen als vanzelf samenklitten, zodat het nieuw ontstane klompje moleculen een duidelijke functie heeft? Hoe kan dit zo enorm efficiënt gaan en hoe kunnen we dit verklaren, begrijpen en nadoen in een laboratorium? Dit inzicht moet leiden tot het maken van zelforganiserende moleculaire fabriekjes. “Het is tenslotte het doel van een technische universiteit om wetenschappelijk inzicht om te zetten in technologisch relevante systemen”, zegt Meijer.
Wat is leven?
Maar eerst nog even dit. Wat ís leven eigenlijk? Daarover valt op wetenschappelijk niveau te twisten, maar een aantal punten is wel algemeen geaccepteerd. Zo zijn levende organismen autonoom en hebben ze onderscheidbare onderdeeltjes. Ze zijn in staat om onder wisselende omstandigheden, zoals temperatuur of zuurgraad goed te blijven functioneren. Ze kunnen zich beschermen tegen aanvallen van buitenaf en uiteraard kunnen ze zichzelf vermenigvuldigen. De eenvoudigste, eencellige levensvorm is de bacterie. “Virussen zijn weliswaar nog eenvoudiger, maar die zijn volstrekt afhankelijk van de gastheer. En dus minder autonoom”, aldus wiskundige prof.dr. Mark Peletier, één van de medeoprichters van het instituut.
In lijn met de expertise van de ‘founding fathers’ gaat het instituut het onderzoek naar zelforganiserende fabriekjes in drie richtingen op de rails zetten. Ten eerste ligt aan de basis een stevige hoeveelheid theorie en modelwerk over niet-lineaire systemen (prof.dr. Mark Peletier van W&I en prof.dr. Rutger van Santen, ST). Deze wiskundige en fysische ondergrond zijn nodig om te beschrijven hoe bijvoorbeeld zichzelf vermenigvuldigende systemen zich gedragen. De ultieme katalysator is sterk op niet-lineaire processen gebaseerd. Een tweede, meer praktische richting, is het produceren van de reactoren voor het maken van eenvoudige moleculaire systemen met meerdere componenten (prof.dr.ir. Jaap Schouten, ST). In zeer smalle en lange kanaaltjes worden verschillende oplossingen met moleculen samengebracht (zie figuur 2). Geavanceerde meetapparatuur legt de precieze processen vast. De derde onderzoekstak richt zich op de synthese van een paar complexe, maar slim ontworpen moleculaire systemen (prof.dr. Bert Meijer, BMT en ST). Aan de horizon van deze onderzoeksrichtingen gloort de droom van de initiatiefnemers: een Molecular Systems Assembly Line. Dit is een fabriek waarin complexe moleculaire systemen gevormd worden door zelforganiserende processen.
Hierbij stellen Meijer en zijn collega’s zichzelf drie concrete doelen. Het eerste is het maken van een kunstmatig ribosoom. Dit is het ‘apparaatje’ in een cel dat alle eiwitten produceert. Dit werkt in de natuur verbazingwekkend efficiënt en de hoop is daarvan iets te leren: het synthetisch maken van een polymeer, dat zijn structuur afleest van een polymeer, dat als mal fungeert. Dit aflezen moet gebeuren op een zogenaamde supramoleculaire katalysator die de mal en de bouwstenen van het te vormen polymeer bindt en de vorming van het polymeer versnelt. Het tweede doel gaat over fotosynthese. “De natuur zet zonne-energie zeer efficiënt om in chemische energie. Dat proces kunnen we nog bij lange na niet fatsoenlijk namaken, maar is een uiterst intrigerende uitdaging”, vertelt Meijer. Het derde doel is misschien wel het meest realistische: de wens om een soort nanocontainer te maken, die bijvoorbeeld een medicijn bevat. Wanneer deze - met het blote oog onzichtbare - ‘doosjes’ hun lading alleen lozen bij de juiste soort cellen, dan zou je heel gericht een ziekte als kanker kunnen bestrijden. Hiervoor zijn zorgvuldig opgebouwde moleculaire complexen nodig. Daarbij is het niet alleen van belang dat het medicijn en het dragermateriaal elkaar op het juiste moment loslaten, maar ook dat aan de buitenkant specifieke groepen zijn geplaatst die zich aan de juiste cellen binden. Een ingewikkeld samenspel tussen natuurlijke en kunstmatige moleculen.
Man on the moon
Het is duidelijk: het nieuwe instituut stelt zichzelf ambitieuze doelen. Daarvan is het op dit moment natuurlijk hoogst onzeker of ze ooit allemaal gehaald zullen worden. Dat is immers de kern van het bedrijven van wetenschap: wat achter de horizon ligt, is vaak een verrassing, evenals hoe snel je het ontdekt. Maar de oprichters van het instituut zijn ervan overtuigd dat het stellen van zulke hoge doelen gaat leiden tot grote stappen voorwaarts. Wiskundige Peletier: “Met vereende krachten kun je heel veel bereiken. Denk aan de ‘man on the moon’-doelstelling van Kennedy in de jaren zestig. Binnen tien jaar hadden de VS een man op de maan. En dan heb ik het nog niet eens over alle ‘spin-off’-technologie die dat opleverde.” Hij bedoelt maar: stel jezelf ambitieuze doelen, werk hard en breek de muren tussen disciplines af. “De vraag wat de directe toepassingen van al dit onderzoek op korte termijn zullen zijn, is niet de juiste. Ik snap die vraag van de maatschappij wel, want we maken belastinggeld op. Maar je moet jezelf niet teveel laten leiden door de waan van de dag. Volgens ons komt er uiteindelijk meer uit het bij elkaar zetten en faciliteren van excellente wetenschappers. En ze vervolgens hun gang laten gaan.” Zelforganisatie heet dat.
Meijer, nuancerend: “Overigens verwacht ik dat veel inzichten over zelforganisatie heel snel door de industrie zal worden opgepikt om nieuwe materialen te maken. Het wordt steeds duidelijker dat het maken van de juiste formuleringen - zoals in de verfindustrie - heel spoedig meer wetenschap dan ambacht zal zijn.” /.
|